Clupea harengus Linnaeus, 1758
Haring 
Hering 
Hareng atlantique 
Hering 
Sild 
Sild 
- Biota - Animalia - Chordata - Vertebrata - Gnathostomata - Osteichthyes - Actinopterygii - Actinopteri - Teleostei - Clupeiformes - Clupeidae - Clupea×
SynoniemenAndere namen die je in de literatuur tegen kan komen | : | Jonge haringen heten Bliek |
EtymologieHerkomst van de naam | : | In het oud-Nederlands is een heer een legerschare, daar dankt de Heering (haring) zijn naam aan. |
| Lengte | : | 450 mm |
| Gewicht | : | 1 kg |
| Kleur | : | rug groenblauw; zijkant en buik zilverkleurig |
| Schubben | : | ja |
| Beschrijving | : | tussen de buikvin en de anaalvin niet scherp gekield; 50-61 schubben tussen kop en staartvin over het midden van de zijkant |
MondIngang voor voedingsstoffen, ook bekend als instroomopening. | : | ja |
| Beschrijving | : | bekspleet tot achter de ogen |
| Vorm | : | Onderkaak steekt uit ten opzichte van de bovenkaak 1 |
| Kaken | : | ja 2 |
| Sensoren | : | ja |
| Druk | : | ja |
| Zijlijn | : | nee |
| Ademhalingsorgaan | : | ja 3 |
| Kieuwen | : | ja 3 |
| Vorm | : | Draadvormig 3 |
| Opening | : | 1 opening afgedekt met een kieuwdeksel 3 |
| Kieuwdeksels | : | ja |
| Oppervlak | : | glad |
| Vinnen | : | ja 4 |
| RugvinVin(nen) op de rug, kunnen er afhankelijk van de soort 1,2 of 3 zijn. | : | ja 5 |
| Beschrijving | : | basis van de buikvin achter de voorzijde van de rugvin 5 |
| StaartvinDe achterste vin waarme het dier zichzelf voortbeweegt | : | ja 4 |
| Symmetrisch | : | ja 4 |
| Beschrijving | : | met een gestraald uiterlijk 6 |
| Gepaarde vinnenGepaarde vinnen zijn vinnen waarvan er 2 zijn, zoals de buikvinnen en borstvinnen. | : | ja 3 |
| BorstvinVinnen op de zijkant van de vis dicht bij de kieuwopening (LET OP: bij platvissen is dat dus onder en boven) | : | ja 7 |
| Locatie | : | Laag op flank 7 |
| BuikvinVinnen op de buik voor de anus. | : | ja 7 |
| Locatie | : | achter de rugvin |
EndoskeletEen versteviging in het lichaam dat niet direct vanaf de buitenkant zichtbaar is | : | ja 8 |
| Ruggegraat | : | ja 8 |
| Anaalopening | : | op een 1/7 lichaamslengte van de staart |
| Zwemblaas | : | maken geluid, de zo genaamde haringscheten, door gas uit hun zwemblaas laten ontsnappen |
| Voedsel | : | roeipootkreeftjes en ander dierlijk plankton |
| Beschrijving | : | Maximaal diepte: 200 meter |
| Metamorfose | : | bij 5 cm krijgt de haring schubben |
| Juveniele fase | : | wordt ook bliek (10-15 cm) of toter (15-40 cm) genoemd |
| Geslachtsrijp | : | 24 cm |
| Beschrijving | : | na ruim 3 jaar |
| Levensverwachting | : | 22 jaar |
| Bronnen | : |
|