Lengte | : | 90 mm |
Hoogte | : | 40 mm |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 1 |
Schelp | : | ja 1 |
Vorm | : | gestrekt en breed 2 |
Tweekleppig | : | ja 1 |
GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn | : | ja 3 |
DikteDikte van het schelp materiaal | : | weinig of niet doorschijnend 2 |
SemidiameterCommissuurvlak tot grootste bolling | : | 45 mm |
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | weinig voor het midden 4 |
UmboDe top en het gewelfde deel van de schelp die daarop volgt bij tweekleppigen. | : | orthogyr |
Bovenrand | : | voor de top naar buiten omgeslagen, grotendeels met de buitenzijde vergroeid en slechts voor een deel vrij, zonder dwarssepten. 2 |
VoorrandBij tweekleppigen de zijrand waar de sipho's niet uitkomen | : | schuin afgeknot, sterk gapend, spits toelopend 4 |
AchterrandBij tweekleppigen de zijde waar de sipho's uitkomen | : | van rond naar bijna recht, sterk gapend |
Onderrand | : | voorzijde geknobbeld |
CommissuurRaaklijn waarlangs de kleppen op elkaar vallen, dit ligt vaak in 1 vlak, het zogenaamde commissuurvlak. | : | golvend, schelpen raken elkaar alleen bij de apex en op een punt aan de onderrand |
Periostracum | : | ja 2 |
Kleur | : | geelachtig 2 |
Structuur | : | vezelig 2 |
Ostracum | : | ja 2 |
Kleur | : | wit of geelgrauw, effen1 2 |
Structuur | : | weinig of geen glans1 2 |
HaaksDe structuur haaks op de groeilijnen | : | ribben, aan de voorzijde 2 |
RibbenEen structuur die dwars staat op de groeilijnen/ groeirichting | : | ja 5 |
Structuur | : | 1 groef van de top naar de basis, welke de schelp in een voorste en achterste deel deeld; voorste deel geribbed tot gestekeld, achterste deel alleen groeilijnen 2 |
dt>alivinculair | : | help_Sluitspierindruksels 6 |
TandenDe tanden zorgen ervoor dat de twee kleppen netjes op elkaar sluiten:
| : | Anodont 5 |
CardinaalDe cardinale tanden liggen direct onder de top en zijn vaak wat kort en stomp. | : | ja 3 |
LateraalDe laterale tanden liggen wat verder verwijderd vanaf de top en zijn vaak wat langer gerekt. | : | ja 3 |
HypostracumDe binnenste van de drie lagen (niet altijd aanwezig) ook wel parelmoerlaag genoemd. Deze laag is opgebouwd uit koolzure kalk die is afgezet in zeer dunne bladvormige kristallen. Wordt gemaakt door de gehele mantel. | : | ja 2 |
Structuur | : | kalkachtig tot porselein 2 |
Binnenzijde | : | 2 |
Kleur | : | wit 2 |
Structuur | : | B20111110-027 |
Umbonale holte | : | tamelijk sterk gewelfd 2 |
ApofyseEen steunplek voor de ingewanden en een deel van de voetspieren; komt vanuit de umbonale holte als een steel naar buiten (er is ook Exoskelet Apophysen) | : | in de linkerklep een verbrede, gekromde, en iets lepelvormige uitgeholde tand, ontspringend diep in de kromming van de umbo aan de dorsale rand. 2 |
Sluitspierindruksels | : | ja 6 |
TypeVolgende types worden onderscheiden:
| : | Trimyaar 6 |
Aantal | : | 3 6 |
Voorste | : | uitwendig, op de omgeslagen rand 2 |
Middelste | : | ja 6 |
Locatie | : | Is te vinden net onder de mantelbocht, de mantellijn is daar vervormd tot een veldje 6 |
Beschrijving | : | Is ook bekend als de 'accessorische sluispier' 6 |
Achterste | : | inwendig 2 |
Locatie | : | op de apofyse (chondrofoor) 2 |
Mantellijn | : | ja |
Beschrijving | : | flauw |
Mantelbocht | : | diep 2 |
Accessoirische schelpstukken | : | ja 6 |
MesoplaxEen sluitstuk voor de bovenkant van het slot. Ter bescherming van de voorste sluitspier. | : | ja |
Lichaam | : | ja 1 |
Mantel | : | ja 1 |
Voet | : | ja 2 |
Vorm | : | gespierd 2 |
Byssusklier | : | nee 2 |
Siphonen | : | ja 2 |
Aantal | : | 2 2 |
Beschrijving | : | grotendeels in een gemeenschappelijk omhulsel gevat, alleen de uiteinden zijn vrij 2 |
Ademhalingsorgaan | : | ja 3 |
Kieuwen | : | ja 3 |
Type
| : | Lamellibranch 3 |
Habitat | : | borend in hout of veen of zacht gesteente, een enkele maal vrij in klei of zand. Dikwijls in veenbanken op grote diepte ("moorlog") in de Noordzee. 4 |
Verspreiding | : | Beide zijden van de Noord-Atlantische Oceaan, aan de Amerikaanse kust van Labrador tot Zuid-Carolina, aan de Europese kust van Noord-Noorwegen en IJsland tot West Frankrijk. In de westelijke Oostzee tot bij Kiel. |
Tijdvak | : | vanaf het Eem |
Voortbeweging | : | Kunnen in verschillende richtingen boren. De borende werkzaamheid geschiedt met de gestekelde buitenzijde van de schelp en niet door zuren. 4 |
Bronnen | : |
|