Zeepokken zijn kreeftachtigen die zich gehecht hebben op een vaste ondergrond. Ze zitten met de kop vast aan het substraat. Om zich heen hebben ze 4 of 6 kalkplaatjes waarmee ze een huisje hebben gebouwd die meestal vulkaanvormig is. De top van de vulkaan sluiten ze af met, meestal 4, plaatjes de 2 grootste worden Scutum genoemd, de twee kleinste Tergum.
Met deze contructie kunnen zeepokken hun huisje volledig afsluiten van de buitenwereld. Naast dat dit makkelijk is tegen roofdieren zorgt het er ook voor dat de dieren als ze droogvallen bij eb niet snel uitdrogen.
Elke pok heeft 6 paar poten (rankpoten of cirri) waarmee plankton uit het water wordt gefilterd.
Lichaam | : | ja1 |
Kop | : | ja1 |
Cirripeden | : | ja |
Aantal | : | 6 |
Exoskelet | : | ja1 |
Materiaal | : | chitine, amorf calciumcarbonaat, calciet1 |
Evolutie | : | vermoedelijk ontstaan vanuit de gesteelde variant, de eendenmossels |
Voortbeweging | : | leeft vastgehecht op een harde ondergrond |
Nauplius fase | : | vrijzwemmend, lijkt dan nog erg op andere kreeftachtige larven. |
Cypris fase | : | Bij het kiezen van een vaste ondergrond worden ze geleidt door een geurstof van andere pokken zodat ze zich vestigen in de nabijheid van anderen zodat geslachtelijke voortplanting mogelijk is. |
Bronnen | : |