Lengte | : | 500 mm |
Gewicht | : | 3400 gram |
Lichaam | : | rond, langwerpig |
KopHet deel van het dier dat het voedselinname-orgaan bevat. Daarnaast zijn er ook vaak zintuigen aanwezig voor zien, proeven, ruiken en voelen. De voorvoegsels cephal- en cephalo- betekenen hoofd van het Grieks kef&aecute;li. | : | ja |
Beschrijving | : | kegelvormig1 |
Huid | : | ja |
Kleur | : | Zilveren buik en een blauwgroene rug met donkere gegolfde banen |
Schubben | : | ja |
Beschrijving | : | cycloid1 |
MondIngang voor voedingsstoffen, ook bekend als instroomopening. | : | ja |
Beschrijving | : | onderkaak iets langer dan de bovenkaak1 |
Kaken | : | ja 1 |
Sensoren | : | ja |
Licht | : | ja |
Ogen | : | ja |
Beschrijving | : | groot, met dorschijnende vertikale oogleden die niet helemaal sluiten1 |
Ademhalingsorgaan | : | ja 2 |
Kieuwen | : | ja 2 |
Vorm | : | Draadvormig 2 |
Opening | : | 1 opening afgedekt met een kieuwdeksel 2 |
Vinnen | : | ja 3 |
RugvinVin(nen) op de rug, kunnen er afhankelijk van de soort 1,2 of 3 zijn. | : | ja |
Beschrijving | : | met een gestraald uiterlijk 4 |
Aantal | : | 2 |
1 Beschrijving | : | buigt aan de achterkant in |
2 Beschrijving | : | recht boven de anaalvin |
VetvinEen vin op de rug dicht bij de staart die geen vinstralen heeft en dik, vettig, aanvoelt | : | ja |
Beschrijving | : | een aantal kleine vinnen tot aan de staart |
StaartvinDe achterste vin waarme het dier zichzelf voortbeweegt | : | ja |
Symmetrisch | : | ja 3 |
Beschrijving | : | diep ingesneden, op de staartwortel bevinden zich aan weerszijden kielvormige verhevenheden1 |
AnaalvinVin aan de buikkant van de vis achter de anus, dichtst bij de staartvin; kunnen er 1 of 2 zijn, afhankelijk van de soort. | : | ja |
Aantal | : | 1 |
Gepaarde vinnenGepaarde vinnen zijn vinnen waarvan er 2 zijn, zoals de buikvinnen en borstvinnen. | : | ja 2 |
BuikvinVinnen op de buik voor de anus. | : | ja |
Beschrijving | : | staat iets achterlijk ingeplant tov. de borstvinnen1 |
EndoskeletEen versteviging in het lichaam dat niet direct vanaf de buitenkant zichtbaar is | : | ja 5 |
Ruggegraat | : | ja 5 |
Voedsel | : | sprot, jonge haring |
Verspreiding | : | Atlantische Oceaan, Noordzee, Oostzee, Middellandse Zee, Zwarte Zee. Trekken in de zomer van Zuid naar Noord. |
Paaitijd | : | mei tot juni |
Paaigebied | : | centrale Noordzee en de zuidkust van Ierland |
Eieren | : | ja |
Aantal | : | 450.000 |
Larvale fase | : | vrij levend |
Groei | : | na 1 jaar 20 cm |
Levensverwachting | : | 17 jaar |
Literatuur | : |
|
Bronnen | : |