Driedoornige stekelbaars
- Biota - Animalia - Chordata - Vertebrata - Gnathostomata - Osteichthyes - Actinopterygii - Actinopteri - Teleostei - Perciformes - Gasterosteoidei - Gasterosteidae - Gasterosteus
| Lengte | : | ≤11 cm |
| Beschrijving | : | 11 cm in zee, 8 cm in zoetwater |
| Lichaam | : | hoog, zijdelings afgeplat |
KopHet deel van het dier dat het voedselinname-orgaan bevat. Daarnaast zijn er ook vaak zintuigen aanwezig voor zien, proeven, ruiken en voelen. De voorvoegsels cephal- en cephalo- betekenen hoofd van het Grieks kef&aecute;li. | : | ja 1 |
| Beschrijving | : | puntig 1 |
| Huid | : | ja |
| Kleur | : | rug groenig, blauwig, op de buik naar wit verlopend; broedende mannetjes hebben een rode buik en blauwe ogen |
MondIngang voor voedingsstoffen, ook bekend als instroomopening. | : | ja 2 |
| Kaken | : | ja 2 |
| Sensoren | : | ja 1 |
| Licht | : | ja 1 |
| Ogen | : | ja 1 |
| Beschrijving | : | groot 1 |
| Ademhalingsorgaan | : | ja 3 |
| Kieuwen | : | ja 3 |
| Vorm | : | Draadvormig 3 |
| Opening | : | 1 opening afgedekt met een kieuwdeksel 3 |
| Vinnen | : | ja 4 |
| RugvinVin(nen) op de rug, kunnen er afhankelijk van de soort 1,2 of 3 zijn. | : | ja |
| Beschrijving | : | Rugvin staat ver naar achteren; 2-4 stijve puntige stekels voor de rugvin |
| Aantal | : | 1 |
| StaartvinDe achterste vin waarme het dier zichzelf voortbeweegt | : | ja 4 |
| Symmetrisch | : | ja 4 |
| Beschrijving | : | met een gestraald uiterlijk 5 |
| Gepaarde vinnenGepaarde vinnen zijn vinnen waarvan er 2 zijn, zoals de buikvinnen en borstvinnen. | : | ja 3 |
| BuikvinVinnen op de buik voor de anus. | : | ja 1 |
| Beschrijving | : | gereduceerd tot een lange, stijve stekel, en 1 of meer zachte stralen 1 |
EndoskeletEen versteviging in het lichaam dat niet direct vanaf de buitenkant zichtbaar is | : | ja 6 |
| Ruggegraat | : | ja 6 |
| Voedsel | : | viseieren, larven, kleine kreeftachtigen, wormen |
| Habitat | : | riviermondingen en dicht bij de kust; tussen met wier begroeide kusten |
| Saleniteit | ||
| Beschrijving | : | zoet, brak, zout |
| Samenleving Symbiose | : | leeft in scholen |
| Verspreiding | : | van Noord Biskaje tot Noordzee, Oostzee en langs de Britse Eilanden. |
| Winter | : | in kustwateren |
| Paaigebied | : | in het voorjaar vindt de trek naar het paaigebied in het zoete water plaats. De trek wordt bepaald door de daglengte en de watertemperatuur. |
| Bevruchtingswijze | : | Als het nest klaar is jaagt het mannetje enkele kuitrijpe vrouwtjes door het nest. De vrouwtjes zetten een deel van hun eieren af welke door het mannetje worden bevrucht. |
| Nest | : | ja |
| Plek | : | nest op de bodem van door de nieren afgescheiden kleverige stof en plantendelen. |
| Materiaal | : | plantendelen |
| Broedzorg | : | Door het mannetje. |
| Eieren | : | ja |
| Aantal | : | 300-1000 |
| Geboorte | : | na 4-27 dagen, afhankelijk van de temperatuur |
| Juveniele fase | : | blijven tot ze ongeveer een week oud zijn in de nabijheid van het nest, daarna verenigen ze zich tot scholen. |
| Levensverwachting | : | 3 jaar |
| Aquariologie | : | makkelijk te houden en ook tot voortplanting te brengen |
| Literatuur | : |
|
| Bronnen | : |