Overzicht | |
Tijdvak | Eem1 |
Synoniemen | Pholas candida [Linnaeus] |
| |
De Schelp | |
Basis vorm | langgerekt ovaal |
Hoogte | 25 mm |
Lengte | 65 mm |
Semidiameter | 16 |
Dikte | Dun, breekbaar1 |
Bovenrand | voor en over de apex naar buiten omgeslagen en gedeeltelijk met de buitenzijde van de schelp vergroeid, gedeeltelijk vrij, zonder dwarssepten.1 |
Onderrand | aan de voorkant duidelijke punten |
Voorrand | rond, weinig gapend |
Achterrand | driehoekig, weinig gapend |
Gelijkzijdig | nee |
Gelijkkleppig | ja |
Umbo | orthogyr |
Apex | voor het midden1 |
Periostracum | |
Periostracum kleur | geelachtig1 |
Periostracum structuur | vezelig1 |
Ostracum | |
Ostracum kleur | wit of grauwgeel, effen1 |
Ostracum structuur | wit of grauwgeel, effen1 |
Parallelle sculptuur | gestreept of geribd1 |
Haakse sculptuur | ribben sterker in het voorste deel, vager in het achterste deel1 |
Oppervlakte sculptuur | op de knooppunten van de ribben ontstaan scherpe, schubvormige stekels1 |
Binnenkant kleur | wit1 |
Binnenkant structuur | porseleinachtig glanzend1 |
Umbonale holte | tamelijk sterk gewelfd1 |
Apofyse | een verbrede, gekromde, iets lepelvormige, tand, ontspringend aan de dorsale rand, diep in de kromming van de umbo.1 |
Slot | |
Ligament | ontbreekt of is sterk rudimentair1 |
Slotplaat | nee |
Slot-type | anodont |
Slottanden | 01 |
Mantellijn | flauw, bijna halverwege de schelp |
Mantelbocht | diep, onduidelijk aanwezig |
Sluitspieren | |
Sluitspierindruksels | 3 |
Voorste sluitspierindruksel | hecht op de omgeslagen schelprand, aan de buitenkant, dit vervangt het ligament, door de spier te spannen sluit de schelp zich niet, maar opent zich1 |
Middelste sluitspierindruksel | kruisspier; net onder de mantelbocht |
Achterste sluitspierindruksel | inwendig1 |
Voetprotractor-indruksels | op de apofyse1 |
Voetretractor-indruksels | op de apofuse1 |
Accessorische schelpstukken | protoplax |
| |
Het Weekdier | |
Siphonen | 2, omgeven door een mantelbuis die de verlenging is van de mantel, alleen aan de uiteinde gescheiden1 |
Voet vorm | gespierd |
Byssus | nee |
Radula | |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
| |
Het leven | |
Voortbeweging | de borende werkzaamheden geschiedt met de raspachtige buitenkant van de schelp en niet door het afscheiden van zuren1 |
Habitat | borend in veen of, zeldzamer, hout. Ook vaak in stevige klei of in zand. Bijna altijd in vertikale richting van boven naar beneden.1 |
Verspreiding | Oostzijde van de Noord-Atlantische Oceaan van Schotland en Zuid-Noorwegen tot aan en in de Middellandse Zee. Ook in de Zwarte Zee. In de Oostzee tot bij Kiel.1 |
| |