Overzicht | |
Tijdvak | vanaf Midden- en Boven-Plioceen, Eemlagen1 |
Synoniemen | Thracia phaseolina [Lamarck, 1818] |
| |
De Schelp | |
Basis vorm | meestal tamelijk langgerekt1 |
Hoogte | 15 mm |
Lengte | 25 mm |
Semidiameter | 9 |
Dikte | matig doorschijnend, breekbaar |
Bovenrand | achter de apex iets concaaf1 |
Voorrand | regelmatig afgerond, weinig gapend1 |
Achterrand | iets hoekig, afgeknot, weinig gapend1 |
Gelijkkleppig | nee, linkerklep iets kleiner en platter dan de rechter |
Umbo | opgeblazen1 |
Apex | ongeveer in het midden, iets uitstekend, een weinig achterwaarts gekeerd1 |
Periostracum | |
Periostracum kleur | grijsbruin1 |
Periostracum structuur | vezelig1 |
Ostracum | |
Ostracum kleur | wit, effen1 |
Ostracum structuur | gekorreld (alleen met loupe zichtbaar), weinig glanzend1 |
Parallelle sculptuur | groeilijnen1 |
Kiel | van de apex naar de achter-benedenrand, stomp1 |
Binnenkant kleur | wit1 |
Binnenkant structuur | niet parelmoerachtig, vanaf de apex schuin naar achter een zwakke richel tot voorbij de achterste sluitspier1 |
Umbonale holte | iets opgeblazen1 |
Slot | |
Ligament | uitwendig en inwendig1 |
Nymf | langwerpig, kalk (fulcrum), vlak achter de apex1 |
Tensilium vorm | kort1 |
Tensilium plek | bevestigd aan de fulcra1 |
Resiliumveld | op een klein driehoekig veldje vlak onder de apex1 |
Slottanden | 01 |
Mantelbocht | breed, diep, kan links een ongelijk verloop hebben1 |
Sluitspieren | |
Sluitspierindruksels | 21 |
Voorste sluitspierindruksel | ovaal1 |
Achterste sluitspierindruksel | rond1 |
| |
Het Weekdier | |
Mantelrand | vergroeid, behalve de openingen voor de voet, de siphonen en een kleine ventrale opening1 |
Siphonen | lang en grotendeels gescheiden. Kunnen zich ballonvormig opblazen en in deze toestand, door het zand heen, naar de schelp toe schuiven. Daardoor worden de kanalen, welke de siphonen, belangrijk verbreed. Tegelijkertijd worden de wanden van deze zandkanalen door slijmafzetting wat steviger gemaakt, zodat zij niet snel omvallen. Het dier heeft op deze wijze voortdurend ruime verbinding met het water boven het zand en hoeft niet steeds de siphonen zover omhoog te brengen voor vers water en voedsel. De Thracia kan zich nu verder in het zand terug trekken.1 |
Voet vorm | relatief klein1 |
Byssus | nee1 |
Radula | |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
| |
Het leven | |
Habitat | zand |
Verspreiding | Noord-Atlantische Oceaan van Noorwegen (Lofoten) en IJsland tot de westkust van Noord-Afrika. Ook in de Middellandse Zee. Niet in de Oostzee.1 |
| |