Overzicht | |
Beschrijving | Volwassen schelpen zijn zeer groot |
Vindplaatsen | Juvenielen bekend van aanspoelsels met drijvende voorwerpen. Regelmatig te vinden langs de noord Duitse en Deense waddeneilanden. Fosiel materiaal is vrij algemeen in Zeeland. Verder zeldzaam. |
Tijdvak | vanaf het Paleozoicum |
| |
De Schelp | |
Basis vorm | Asymetrische, druppelvormige schelp |
Hoogte | 175 mm |
Lengte | 73 mm |
Semidiameter | 31 |
Bovenrand | met een scherpe knik |
Onderrand | bijna recht, soms iets concaaf in het midden |
Voorrand | kort en bijna vertikaal als een soort neus voor de apex uitstekend |
Achterrand | bijna rond |
Gelijkzijdig | nee |
Gelijkkleppig | ja |
Umbo | gewelfd, naar voren gericht, vervlakkend naar de jongste delen |
Apex | ligt een stukje van de voorrand af |
Periostracum | |
Periostracum dikte | zeer resistent |
Periostracum kleur | bruin tot zwart, bij jonge exemplaren lichter, bruingeel |
Periostracum structuur | schilferig, aan het eind vaak enkele verspreide haren |
Ostracum | |
Ostracum kleur | Licht paars |
Ostracum structuur | glad |
Binnenkant kleur | wit of met een zwakke rose, gele of blauwe tint, parelmoerglanzend |
Slot | |
Tensilium vorm | vrij lang |
Tensilium plek | uitwendig, in een soort gleuf, waarvan de randen een weinig lijstvormig verspringen |
Slot-type | Dysodont |
Slottanden | 0 |
Mantellijn | enkelvoudig |
Mantelbocht | klein |
Sluitspieren | |
Sluitspierindruksels | 2 |
Voorste sluitspierindruksel | kleinste, duidelijk te onderscheiden |
Achterste sluitspierindruksel | zeer groot en onregelmatig, vaag |
Byssusopening | nabij de top |
| |
Het Weekdier | |
Mantelrand | niet gesloten |
Byssus | sterk |
Byssus vorm | grote menigte fijne, zijdeachtige draden |
Byssusklier | voet |
Radula | |
Kieuwen | twee kieuwbladen aan beide zijde van het lichaam. Onderling zijn de bladen van elke zijde slechts losjes verbonden door verspreide bosjes trilhaar. |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
| |
Het leven | |
Larvale fase | Taxodont slot, apex in het midden. |
Groei | Door de snelle ontwikkeling van de achterkant komt de apex steeds verder naar voren te liggen. |
Levensverwachting | 60 jaar |
Habitat | diep water (25 tot 40 meter, maar kan tot enkele honderden meters diep voorkomen). Op grove zand- of grindbodem. Op plaatsen met een sterke stroming. |
Verspreiding | Circumpolair, in de Noordzee niet zuidelijker dan Helgoland. Niet in de Oostzee, maar wel in Groote en Kleine Belt en Kattegat. |
| |