Ovale parelmoerneut
- Biota - Animalia - Mollusca - Bivalvia - Protobranchia - Nuculida - Nuculoidea - Nuculidae - Nucula| Lengte | : | 12 mm |
| Hoogte | : | 13 mm |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 1 |
| Schelp | : | ja 1 |
| Vorm | : | tweekleppig; driehoekig |
| Tweekleppig | : | ja 1 |
| GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn | : | ja 2 |
| DikteDikte van het schelp materiaal | : | ondoorschijnend |
| SemidiameterCommissuurvlak tot grootste bolling | : | 3,5 mm |
| SymmetrischLigt de apex in het midden van de schelp | : | nee 2 |
| ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | achter het midden |
| Umbo
| : | scheef naar achteren gebogen3 |
| VoorrandBij tweekleppigen de zijrand waar de sipho's niet uitkomen | : | valt minder steil af dan de achterrand |
| AchterrandBij tweekleppigen de zijde waar de sipho's uitkomen | : | valt steiler af dan de voorrand |
| Onderrand | : | zeer fijn gekarteld aan de binnenzijde |
| PeriostracumHet periostracum is in het Nederlands bekend als de opperhuid. Het is de buitenste laag van de schelp, opgebouwd uit conchioline vermengd met kalk, en beschermt de schelp tegen de inwerking van (zee)water en zuren. | : | ja |
| Dikte | : | dik en vliezig |
| Kleur | : | geelgroen |
| Structuur | : | kan sterk glanzen |
| OstracumHet ostracum is de tweede laag van de schelp. Deze laag, ook wel prismalaag of porseleinlaag genoemd, bestaat uit calciet, of uit calciet en argoniet, wat voornamelijk bestaat uit calciumcarbonaat. Het zijn kleine primatische kristalletjes die loodrecht staan op de buitenste laag en dan prismalaag heet of als gekruiste lamellen en dan porceleinlaag heet. In beide gevallen hebben we het nog steeds over het ostracum. | : | ja |
| Kleur | : | geelbruin, effen of afwisselend lichtere en donkere zones, corresponderend met de groeizones. |
| Structuur | : | weinig of niet glanzend |
| HaaksDe structuur haaks op de groeilijnen | : | fijne strepen, vooral aan de randen |
| LunulaBij tweekleppigen een veldje voor de umbo dat min of meer duidelijk begrensd is. Ook bekend als maantje. | : | geen fijne strepen |
| AreaEscutcheon of rugveld; Een min of meer duidelijk begrensd langwerpig veld achter de umbonen bij een deel van de tweekleppigen, naast en achter het uitwendig ligament. In het algemeen is het afwijkend van sculptuur van de rest van de schelp. | : | geen fijne strepen |
| LigamentHet ligament zorgt ervoor dat de kleppen in rust toestand open staan. Door het gebruik van de sluitspieren kan het dier de kleppen sluiten. Het ligament is gemaakt van conchioline. Het ligament kan inwendig en/of uitwendig zijn. Het inwendige deel heet het resilium en is een prop concioline die de kleppen open drukt. Het uitwendige deel heet het tensilium en bestaat uit een band conchioline die de kleppen open trekt. Het tensilium bevindt zich nabij de apex van de schelp. | : | ja 2 |
dt>alivinculair | : | het slot taxodont, is het ligament intern waardoor er voorste en achterste tanden zijn? 3 |
| ResiliumHet inwendige ligament dat als een prop bij de umbo zit en de schelpkleppen open drukt. | : | ja 2 |
| Locatie | : | in een klein kuiltje tussen de tanden 2 |
| ResiliumveldDe, meestal driehoekige verdieping in de slotplaat onder de top waarop het resilium zat. Het veld kan uitsteken ten opzichte van de slotplaat richting de onderrand van de schelp. | : | ovaal; klein |
| SlotplaatDe plek waar de tanden van de schelp op staan | : | V-vormig (Chevron) 2 |
| TandenDe tanden zorgen ervoor dat de twee kleppen netjes op elkaar sluiten:
| : | Taxodont 3 |
| Aantal voor | : | 20-25 |
| Aantal achter | : | 10-15 |
| Beschrijving | : | lang en haakvormig gebogen, sterk in grote variërend |
| HypostracumDe binnenste van de drie lagen (niet altijd aanwezig) ook wel parelmoerlaag genoemd. Deze laag is opgebouwd uit koolzure kalk die is afgezet in zeer dunne bladvormige kristallen. Wordt gemaakt door de gehele mantel. | : | ja 2 |
| Materiaal | : | parelmoer 2 |
| Sluitspierindruksels | : | ja |
| Aantal | : | 2 |
| Mantellijn | : | ja |
| Beschrijving | : | enkelvoudig |
| Mantelbocht | : | nee |
| Lichaam | : | ja 1 |
| Mantel | : | ja 1 |
| Voet | : | ja |
| Vorm | : | min of meer cylindrisch, ver uitstrekbaar buiten de schelp. Aan het uiteinde 2 lobben met een gekartelde omtrek. |
| Siphonen | : | ja |
| Beschrijving | : | Aan weerszeiden van het lichaam een kort en lang filament. De langste is zeer buigzaam, bewegelijk en ver uitstrekbaar waarmee op de bodem naar voedsel wordt getast. |
| Darmkanaal | : | heeft overlangse lijsten, welke in lumen uitsteken. De uitwerpselen, lange compacte worstjes, hebben dan ook lengte groeven. |
| Voedsel | : | de ctenidia worden niet gebruikt voor voedsel filtering, de voedsel vergaring wordt gedaan door de mondlobben. |
| Vijand | : | Platvissen |
| Habitat | : | Van de getijdenzone tot 150 meter of meer, in modder of zand, in groepen. |
| Vindplaatsen | : | Van IJmuiden tot Hoek van Holland, tamelijk zeldzaam, in Zeeland weleens fossiel. Te vinden in fijn en licht materiaal3. Tevens bekend van Texel en Terschelling (beide zeldzaam)I |
| Verspreiding | : | Atlantische kust van Europa, van Noorwegen tot Algiers. Ook in de Middellandse Zee. Niet in de Oostzee. |
| Tijdvak | : | vanaf midden-plioceen, eem |
| Voortbeweging | : | De voet wordt schuin naar voren in het zand gestoken met de twee lobben tegen elkaar aan. Op het verste punt wijken de twee lobben uiteen en vormen een anker. Door retractie van de voet wordt de schelp het zand in getrokken. |
| Bevruchting | : | juni - augustus |
| Levensverwachting | : | 10 jaar |
| Literatuur | : |
|
| Foto verantwoording | : | Foto's door Rien de Ruijter |
| Bronnen | : |