ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 1 |
Schelp | : | ja 1 |
Vorm | : | langgerekt |
Tweekleppig | : | ja 1 |
GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn | : | ja 2 |
HoogteDe maat van top tot onderrand | : | 22 mm |
BreedteDe maat van voorrand tot achterrand voor tweekleppigen; voor slakkenhuizen de grootste breedte van een binding, ookwel doorsnede | : | 150 mm |
Verhouding Verhouding Hoogte tot Breedte | : | 6:1 3 |
SemidiameterCommissuurvlak tot grootste bolling | : | 10 mm |
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | dicht bij de voorrand, niet uitstekend 3 |
Bovenrand | : | recht; parallel aan onderrand 3 4 |
VoorrandBij tweekleppigen de zijrand waar de sipho's niet uitkomen | : | gapend 3 |
AchterrandBij tweekleppigen de zijde waar de sipho's uitkomen | : | gapend; schuin naar voren of recht afgesneden 3 4 |
Onderrand | : | recht; parallel aan bovenrand 3 4 |
Kleur | : | wit, geel of lichtbruin met gekleurde strepen of banden 3 4 |
Structuur | : | Voor en achter de kiel een verschillende structuur. De voorkant lopen de groeilijnen in de lengte richting van de schelp aan de achterkant haaks op de lengte richting. Vlak achter de voorrand, en parallel met deze, een groeve. 3 |
KielEen scherpe plooi in de schelp | : | ja |
Beschrijving | : | van de apex naar de achter beneden hoek 3 |
LigamentHet ligament zorgt ervoor dat de kleppen in rust toestand open staan. Door het gebruik van de sluitspieren kan het dier de kleppen sluiten. Het ligament is gemaakt van conchioline. Het ligament kan inwendig en/of uitwendig zijn. Het inwendige deel heet het resilium en is een prop concioline die de kleppen open drukt. Het uitwendige deel heet het tensilium en bestaat uit een band conchioline die de kleppen open trekt. Het tensilium bevindt zich nabij de apex van de schelp. | : | ja |
Beschrijving | : | ongeveer een kwart van de totale lengte innemend 3 |
TandenDe tanden zorgen ervoor dat de twee kleppen netjes op elkaar sluiten:
| : | Heterodont 2 |
CardinaalDe cardinale tanden liggen direct onder de top en zijn vaak wat kort en stomp. | : | ja 2 |
Aantal | : | 1 3 |
LateraalDe laterale tanden liggen wat verder verwijderd vanaf de top en zijn vaak wat langer gerekt. | : | ja 2 |
HypostracumDe binnenste van de drie lagen (niet altijd aanwezig) ook wel parelmoerlaag genoemd. Deze laag is opgebouwd uit koolzure kalk die is afgezet in zeer dunne bladvormige kristallen. Wordt gemaakt door de gehele mantel. | : | nee 2 |
Binnenzijde | ||
Kleur | : | wit 3 |
Structuur | : | verkalkt, met porceleinachtige glans 3 |
Sluitspierindruksels | : | ja |
TypeVolgende types worden onderscheiden:
| : | Trimyaar 5 |
Aantal | : | 3 5 |
Voorste | : | ja |
Beschrijving | : | langwerpig ovaal, ongeveer evenlang als het ligament en met vanuit de top stralende groefjes 4 |
Beschrijving | : | Bezit een kruisspier, die bestaat uit twee bundels die kruislings de twee kleppen verbinden en vastgehecht zijn direct onder de mantelbocht en daar twee ronde veldjes als litteken achterlaten. 5 |
Mantellijn | : | ja |
Mantelbocht | : | ja |
Beschrijving | : | Diep; raakt het achterste spierindruksel 3 4 |
Lichaam | : | ja |
Mantel | : | ja |
Mantelrand | : | er is geen vierde mantelopening 3 |
Siphonen | : | ja |
Aantal | : | 2 |
Beschrijving | : | Vrije deel is kort 3 |
Ademhalingsorgaan | : | ja 2 |
Kieuwen | : | ja 2 |
Type
| : | Lamellibranch 2 |
Voedsel | : | plankton 6 |
Habitat | : | In het sublitoraal, ondiep water. 7 |
Vindplaatsen | : | oude kleppen zijn niet zeldzaam langs de gehele kust, verse kleppen zijn bekend van Walcheren, verse doubletten zijn zeer zeldzaam 4 |
Verspreiding | : | Westkust van Europa van Zuid-Noorwegen tot bij de Azoren. Ook in de Middellandse Zee en in de Zwarte Zee. Niet in de Oostzee. 3 |
Tijdvak | : | Eem 3 |
Voortbeweging | : | Ingraven - Als de messchede plat op het zand licht, graaft deze zich met een bocht in het zand in, zodat hij zich rechtstandig kan ingraven door de voet snel uit te steken en met de spitse punt in het zand te drijven. Vlak achter de punt vormt zich dan een verdikte zone. Hierna herhaalt zich deze beweging tot de voet tot zijn maximale lengte is uitgestoken. Daarna zwelt de punt sterk op tot een soort tolvorm, die werkt als een anker. Nu trekt de voet de schelp omlaag. Voor de contractie van de voet sluit de schelp zich zoveel mogelijk. Op het moment dat de voet zich krachtig samen trekt wordt het water uit de schelpruimte via de siphonen naar buiten geperst. 3 |
Literatuur | : |
|
Bronnen | : |
|