Overzicht | |
Tijdvak | vanaf Pleistoceen |
De Schelp | |
Basis vorm | scheef-driehoekig |
Hoogte | 28 mm |
Lengte | 35 mm |
Semidiameter | 16 |
Bovenrand | schuindriehoekig |
Onderrand | rond, binnenrand gecrenuleerd |
Voorrand | buigt ter hoogte van de lunula in en daarna weer uit om dan over te gaan in de onderrand |
Achterrand | gaat in een vrijscherpe hoek over in de onderrand |
Commissuur | plat |
Gelijkzijdig | nee |
Gelijkkleppig | ja |
Umbo | prosogyr |
Apex | voor het midden |
Periostracum | |
Periostracum dikte | Bij volwassen examplaren gewoonlijk ontbrekend |
Ostracum | |
Ostracum kleur | Grijswit, met vanuit de top stralende kleurbanden. Oude kleppen zijn vaak egaal verkleurd. |
Ostracum structuur | weinig of geen glans |
Parallelle sculptuur | vele lijnen die het karakter van platte ribben kunnen aannemen |
Lunula | hartvormig, vrijwel glad |
Areola | duidelijk |
Area | iets hoekig ten opzichte van de rest van de schelp |
Hypostracum | ja, parelmoer |
Binnenkant kleur | wit, naar de achterzijde vaak iets paars |
Binnenkant structuur | glanzend |
Slot | |
Ligament | tensilium |
Nymf | ingesloten |
Slot-type | heterodont |
Cardinale tanden | 2 |
Laterale tanden | 1 |
Voorste laterale tanden | nee |
Achterste laterale tanden | 1, die soms voor een cardinale tand wordt aangezien |
Mantellijn | tussen twee vrijwel even grote spierindruksels |
Mantelbocht | spits en ondiep |
Sluitspieren | |
Sluitspierindruksels | 2 |
Het Weekdier | |
Radula | |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Het leven | |
Levensverwachting | 24 jaar |
Habitat | tot ruim 200 m, in fijn zand met slik. Ze kunnen heel lang hun kleppen dicht houden. Zo wordt vermeld dat ze wel 18 dagen in een vogelmaag kunnen overleven en zonder schade weer 'uitgepoept' kunnen worden. |
Saleniteit | vermindering tot 20 ‰ |
Verspreiding | Oostzijde van de Noord-Atlantische Oceaan van Noord Noorwegen en de Far Oer tot in de Middellandse Zee. Niet in de Oostzee, wel in het Kattegat. |
Bronnen | |
Literatuur |
|
Websites | |