Overzicht | |
Lijkt op | Andere soorten: Licht spitsere vorm aan een kant: Unio pictorum (Schildersmossel) of Unio tumidus (Bolle stroommossel). Met dank aan anemoon.nl |
Tijdvak | Tertiair (Midden-Europa) |
Bijzonderheden | Sterk aan variatie onderhevig waardoor verschillende soorten makkelijk kunnen worden verward. |
De Schelp | |
Basis vorm | langwerpig-ovaal, breed-ovaal of wigvormig |
Bovenrand | Voor de top in een brede ronding in de de onderrand overgaand, achter de top valt de bovenrand wat steiler af, soms met een stompe hoek tussen de top en het achterste punt. |
Onderrand | recht of licht gebogen |
Voorrand | breed afgerond |
Achterrand | spits |
Umbo | sterk naar voren gebogen |
Apex | voor het midden |
Periostracum | |
Periostracum dikte | dik |
Periostracum kleur | Bronsgroen |
Periostracum structuur | zacht |
Ostracum | |
Ostracum kleur | Geelgroen of bronsgroen, met onregelmatige concentrische strepen van een donkerkleur groen. Vaak met vage, straalsgewijze donkergroene strepen, vooral op de achterste helft. |
Lunula | niet scherp afgezet |
Area | niet scherp afgezet |
Umbonale holte | sterk gewelfd, naar de omtrek vlakker |
Slot | |
Ligament | resilium, uitwendig |
Tensilium vorm | lang, sterk |
Tensilium plek | uitwendig (parivinculair) |
Cardinale tanden | L: 2, op een gemeenschappelijke basis, soms in elkaar overgaand, kunnen sterk gegroefd zijn en aan de vrije randen gekerfd. R: 1; kunnen sterk gegroefd zijn en aan de vrije randen gekerfd. |
Voorste laterale tanden | L: 2 R: 1 |
Mantelbocht | nee |
Sluitspieren | |
Voorste sluitspierindruksel | 1; krachtig en bestaat uit een combinatie van verscheidene kleine littekens |
Achterste sluitspierindruksel | 1; krachtig en bestaat uit een combinatie van verscheidene kleine littekens |
Het Weekdier | |
Radula | |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Het leven | |
Habitat | In stilstaand of zwak stromend zoetwater. Leven grotendeels ingegraven in de bodem, met de sagittale as schuin of bijna vertikaal ten opzichte van de ondergrond. Alleen het achtereinde met de ademopening steekt boven de bodem uit, meestal met de achterkant tegen de stroom in. Palaearktisch, met enkele uitlopers in het orientale gebied. |
Bronnen | |
Literatuur |
|