home | nieuwsblad | informatie
Ensis leei Hubert, 2015
NL Amerikaanse zwaardschede
×
amerikaanse_zwaardschede.JPG
amerikaanse zwaardschede
×
amerikaanse_zwaardschede2-lg.png
amerikaanse zwaardschede2
×
amerikaanse_zwaardschede3-lg.png
amerikaanse zwaardschede3
 Overzicht 
 TijdvakExoot. In 1978 voor het eerst aangetroffen in het estuarium van de Elbe, vermoedelijk meegekomen met ballastwater van een schip. Voor het eerst in Nederland aangetroffen in 1981 in de bocht van Wattum. In 1982 verschenen de eerste exemplaren bij Schiermonnikoog en in 1984 bij Texel. Zoals de naam al aangeeft komt deze soort oorspronkelijk uit Amerika, en wel uit de Atlantische oceaan. De soort heeft zich in 10 jaar tijd over alle oostelijke noordzeekusten verspreid en heeft daarbij vaak de plek ingenomen van inheemse soorten. Momenteel is de Amerikaanse zwaardschede voor onze kust de dominante vorm en komt hij voor van Frankrijk tot Denemarken.
 BijzonderhedenEen mooi filmpje van Staatsbosbeheer is te vinden op Facebook.
   
 De Schelp 
 Basis vormsmal, langgerekt, recht of iets gebogen
    Hoogte30 mm
    Lengte160 mm
    Diktestevig, ondoorschijnend
    Bovenrandgebogen
    Onderrandsterker gebogen dan bovenrand
    Voorrandafgerond, gapend
    Achterrandafgerond, gapend
    Orennee
    Apexzeer dicht bij de voorrand
 Periostracum
    Periostracum dikteresistent
    Periostracum kleurbruingroen
    Periostracum structuurglanzend
 Ostracum
    Ostracum kleurBruinroze gekleurde bandjes op een lichtere ondergrond. Er loopt vanaf de top een diagonale lijn die het patroon in twee delen deelt, met aan de ene kant horizontale streepjes en aan de andere kant verticale.
    Kielvan boven-voorzijde naar onder-achterzijde; deelt twee velden van verschillende kleur en structuur
    Binnenkant kleurwit, bij jonge exemplaren schijnt de tekening van de buitenkant door
    Binnenkant structuuriets porseleinachtig glanzend
 Slot
    Ligamenttensilium
    Tensilium plekongeveer een kwart van de totale lengte
    Slot-typeheterodont
    SlottandenR: 2
L: 3
    Cardinale tandenR: 1; kort en klauwvormig
L: 2; kort en klauwvormig
    Laterale tandenR: 1; lang, lijstvormig
L: 1; lang, lijstvormig, bijna parallel aan de bovenrand
    Mantelbochtdiep, op ongeveer 1/6 van de totale lengte van de achterrand
 Sluitspieren
    Sluitspierindruksels2
       Voorste sluitspierindruksellangwerpig, ongeveer even lang als de slotband
 Byssusopeningnee
   
 Het Weekdier 
    Mantelrandvergroeid, behalve voor de siphonen, de voet en een ventrale opening (die ook kan ontbreken)
    Siphonenkort, grotendeels vergroeid, alleen aan de uiteinden gescheiden en dragen daar elk een krans van tasters
    Voet vormlang en relatief smal
    Byssusklierbij jonge exemplaren op de voet
 Radula
 Spieren
 Voortplantingsorganen
   
 Het leven 
 Larvale faseDe pelagische larven verblijven relatief lang (2-4 weken) vrij 'zwemmend' in het water. Door dit langdurige verblijf is de soort in staat zich zeer snel te verspreiden.
 GroeiDeste hoger in het litoraal, deste kleiner ze blijven2; groeit alleen bij temperaturen hoger dan 12°C
 Levensverwachting5 jaar; maximaal 8/9 jaar
 Voedselplankton en ander in het water zwevend voedsel, vooral algen
    Filtratie snelheid7 liter/uur
 VoortbewegingIngraven: Als de schelp plat op de bodem ligt graaft de voet zich met een bocht in het zand, zodanig dat hij vertikaal zich kan ingraven. Hierbij komt hij eerst schuin en later recht te staan.
Bij het rechtstandig ingraven wordt de voet snel uitgestoken en met de spitse punt in het zand gedreven. Deze punt buigt zich vervolgens haakvormig om naar de dorsale kant. Bij de derde fase verbreedt de voet zich tot een soort stempel. Deze drie bewegingen kunnen zich een aantal malen in dezelfde volgorde herhalen, totdat de voet op maximale lengte buiten de schelp is. Daarna verbreedt de stempelvormige zool zich zeer sterk en werkt als een anker, terwijl de voet zich in de lengte richting verkort en de schelp omlaag trekt. Voor de contractie van de voet sluit de schelp zich zoveel mogelijk. Trekt de voet zich krachtig samen dan wordt uit de schelpruimte van het dier een groot deel van het water geperst, zowel opwaarts door de siphonen als benedenwaarts via de pedale opening, waarmee tevens het omringende zand wordt weggespoeld. De bewegingen hebben regelmatig en snel plaats.
 Habitatin de lagere delen van het intergetijdegebied als in het sublitoraal tot 15 à 30 meter diep. In het litoraal zitten ze voornamelijk bij de laagwaterlijn2. Bij voorkeur in een zanderige bodem (korrelgrootte 150-200 µm), maar ook slik en grof schelpengruis komt voor2.
    Saleniteittussen de 30 en 40 PSU
 VerspreidingAtlantische, Pacifische en Indische Oceaan
   
 Bronnen 
 Literatuur
  1. Fauna van Nederland Mollusca (I) C. Lamellibranchia - Benthem Jutting, Tera van ; XII ; A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij N.V. , 1943

 Websites
  1. www.researchgate.net

 
2006 - 2024 strandvondsten.nl / Commentaar, aanvullingen en suggesties: info@strandvondsten.nl