Overzicht | |
Vindplaatsen | Fossielen zijn te vinden langs de Belgische en Zeeuwse kust, op de wadden zeldzaam. Verder aan te treffen op aanspoelsel. |
Bijzonderheden | scheiden uit hun hypobranchiale klier een vloeistof af (dibroomindigo), die eerst kleurloos of zwakgeel is, maar in het licht purperrood wordt. Bij sommige grote exotische soorten, die een noemenswaardige hoeveelheid van deze stof produceren, wordt dit purper gewonnen en als verfstof gebruikt. |
| |
De Schelp | |
Hoogte | 15 mm |
Breedte | 7,5 mm |
Kleur | geelwit tot lichtbruin |
Windingen | 6-7; bol; aan de bovenzijde iets afgeplat; getrapt |
Suturen | diep |
Apex | spits |
Protoconch | |
Teleoconch | |
Parallelle sculptuur | tussen de 14 en 25 smalle, golvende ribben |
Lichaamswinding | |
Mond hoogte | helft van de totale hoogte |
Mondopening | ovaal |
Buitenrand | smal |
Siphokanaal | lang; licht gebogen |
Operculum | |
| |
Het Weekdier | |
Radula | |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
| |
Het leven | |
Eieren | vaasvormig; afzonderlijk aan hardsubstraat bevestigd |
Voedsel | doorboren de bescherming van hun prooi door eerst met een zure afscheiding van een speciaal orgaan in de voet de bescherming zacht te maken, waarna de zachte plek met de radula wordt afgeschraapt. |
Habitat | sublitoraal tot 200 meter |
Verspreiding | UK en Ierland en de Noordelijke Noordzee |
| |