home | nieuwsblad | informatie
Lamellaria perspicua Linnaeus, 1758
NL Groot glasmuiltje
×
IMG_6720-lg.JPG
IMG 6720
×
IMG_6723-lg.JPG
IMG 6723
×
IMG_6745-lg.JPG
IMG 6745
×
IMG_6748-lg.JPG
IMG 6748
×
IMG_6751-lg.JPG
IMG 6751
 Overzicht 
 BeschrijvingBij de levende slak is de schelp niet zichtbaar. De schelp wordt inwendig gedragen. Daardoor lijkt het Groot glasmuiltje een naaktslak te zijn, maar dat is het dus niet.
 Lijkt opKlein glasmuiltje
   
 De Schelp 
 Breedte10 mm
 Diktezeer dunschalig
 Kleurdoorzichtig, wit
 Windingen2-3; nemen snel in omvang toe; laatste winding ongeveer 95% van de schelp hoogte
    Winding sculptuuralleen groeilijnen; soms fijne spiraallijntjes
 Suturenduidelijk
 Protoconch
 Teleoconch
 Lichaamswinding
    Mondopeningnaar de rechterkant toe uitgerekt tot een grote ovale opening
    Columellaklein
 Operculum
    Operculum aanwezignee
   
 Het Weekdier 
 Lichaambedenkt de schelp volledig
    Huidskleurvariabel; meestal grijs of grijs-lila met een witte of gele vlekken, maar ook bruingeel of oranje variaties komen voor die als ze zwart gevlekt zijn lijken op het Klein glasmuiltje.
    Lichaamslengte20 mm
    Lichaamsbreedte12 mm
    Mantelop de rugzijde met bobbeltjes (wratachtig); volledig over de schelp gegroeid
    Mantelrandverdikt met een sipho groeve aan de voorkant
    Siphonenaan de voorzijde; tuitvormig
 Tentakels2; aan weerszijden van de sifon; lang en glad
    Voet vormlangwerpig; aan de voorkant met een dubbele rand
 Ogenop verdikking aan de basis van de tentakels
 Radula
 Spieren
 Voortplantingsorganen
 Mannelijke geslachtsklierenexterne penis
   
 Het leven 
 Nestplekde eieren worden door het vrouwtje gelegd in een holte die zij uitgegeten heeft uit een zakpijp
 Bevruchtingswijzeintern
 Broedperiodevoorjaar en zomer
 Eierenflesvormig met een lange hals; ongeveer 2,5 mm hoog; merendeel komt niet uit en vormt het voer voor degene die wel uit zijn gekomen
    Eieren aantaltot 3000
    Eieren kleurgeel/wit
 Geboortena ongeveer 3 weken
 Larvale fasepelagisch; waarschijnlijk langdurig; echinospira-larven
 Geslachtgescheiden
 Voedselzakpijpen (Botryllus, Leptoclinum, Polyclinum en Druipzakpijp)
 Habitatonder stenen en in pooltjes, op of nabij zijn prooi
    Diepte maximaal1200 m
    Diepte normaalvanaf gemiddeld laagwater
 VerspreidingOost-Atlantische kust vanaf IJsland en Noorwegen tot in de Middellandse Zee en de Kaapverdische Eilanden; Noordzee; Caraibisch gebied; Oostkust van Zuid-Amerika
   
 Bronnen 
 Literatuur
  1. A student's guide to the Seashore - J.D. Fish & S. Fish ; Cambridge University Press , 1996

 Websites
  1. species-identification.org

  2. www.angelfire.com

  3. www.anemoon.org

  4. www.conchsoc.net

 Meer informatieDe vondst is afkomstig van de Hana Berit (een wrak voor de kust van Nederland). De bovenste twee foto's zijn van een schelp met een maximum lengte van 4 mm de onderste drie foto's van een schelp van 6 mm. Determinatie is gedaan door Ian Smith.
 
2006 - 2024 strandvondsten.nl / Commentaar, aanvullingen en suggesties: info@strandvondsten.nl