Overzicht | |
Beschrijving | Bij de levende slak is de schelp niet zichtbaar. De schelp wordt inwendig gedragen. Daardoor lijkt het Groot glasmuiltje een naaktslak te zijn, maar dat is het dus niet. |
Lijkt op | Klein glasmuiltje |
De Schelp | |
Breedte | 10 mm |
Dikte | zeer dunschalig |
Kleur | doorzichtig, wit |
Windingen | 2-3; nemen snel in omvang toe; laatste winding ongeveer 95% van de schelp hoogte |
Winding sculptuur | alleen groeilijnen; soms fijne spiraallijntjes |
Suturen | duidelijk |
Protoconch | |
Teleoconch | |
Lichaamswinding | |
Mondopening | naar de rechterkant toe uitgerekt tot een grote ovale opening |
Columella | klein |
Operculum | |
Operculum aanwezig | nee |
Het Weekdier | |
Lichaam | bedenkt de schelp volledig |
Huidskleur | variabel; meestal grijs of grijs-lila met een witte of gele vlekken, maar ook bruingeel of oranje variaties komen voor die als ze zwart gevlekt zijn lijken op het Klein glasmuiltje. |
Lichaamslengte | 20 mm |
Lichaamsbreedte | 12 mm |
Mantel | op de rugzijde met bobbeltjes (wratachtig); volledig over de schelp gegroeid |
Mantelrand | verdikt met een sipho groeve aan de voorkant |
Siphonen | aan de voorzijde; tuitvormig |
Tentakels | 2; aan weerszijden van de sifon; lang en glad |
Voet vorm | langwerpig; aan de voorkant met een dubbele rand |
Ogen | op verdikking aan de basis van de tentakels |
Radula | |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Mannelijke geslachtsklieren | externe penis |
Het leven | |
Nestplek | de eieren worden door het vrouwtje gelegd in een holte die zij uitgegeten heeft uit een zakpijp |
Bevruchtingswijze | intern |
Broedperiode | voorjaar en zomer |
Eieren | flesvormig met een lange hals; ongeveer 2,5 mm hoog; merendeel komt niet uit en vormt het voer voor degene die wel uit zijn gekomen |
Eieren aantal | tot 3000 |
Eieren kleur | geel/wit |
Geboorte | na ongeveer 3 weken |
Larvale fase | pelagisch; waarschijnlijk langdurig; echinospira-larven |
Geslacht | gescheiden |
Voedsel | zakpijpen (Botryllus, Leptoclinum, Polyclinum en Druipzakpijp) |
Habitat | onder stenen en in pooltjes, op of nabij zijn prooi |
Diepte maximaal | 1200 m |
Diepte normaal | vanaf gemiddeld laagwater |
Verspreiding | Oost-Atlantische kust vanaf IJsland en Noorwegen tot in de Middellandse Zee en de Kaapverdische Eilanden; Noordzee; Caraibisch gebied; Oostkust van Zuid-Amerika |
Bronnen | |
Literatuur |
|
Websites | |
Meer informatie | De vondst is afkomstig van de Hana Berit (een wrak voor de kust van Nederland). De bovenste twee foto's zijn van een schelp met een maximum lengte van 4 mm de onderste drie foto's van een schelp van 6 mm. Determinatie is gedaan door Ian Smith. |