Overzicht | |
De Schelp | |
Hoogte | 40 mm |
Breedte | 40 mm |
Basis vorm | relatief platte stevige schelp in de vorm van een hoedje of punt muts. De verhouding hoogte/breedte is variabel. De onderrand is aangepast aan de ondergrond. |
Kleur | Aan de buitenkant grijs tot geelgroen met donkere strepen. De binnenkant is sterk gekleurd; onder de top is de schelp meestal geel, oranjerood of donkerbruin, met naar de rand uitstralende zwarte en geeloranje kleurbanden. |
Windingen | geen |
Winding sculptuur | Vanuit de top lopen dikke ribben, afgewisseld door fijnere. |
Suturen | geen |
Apex | stomp tot spits |
Protoconch | |
Teleoconch | |
Lichaamswinding | |
Mondopening | de gehele onderkant |
Tandplooien | geen |
Buitenrand | geen |
Binnenrand | geen |
Callus | geen |
Siphokanaal | geen |
Navel | geen |
Operculum | |
Operculum materiaal | afwezig |
Het Weekdier | |
Mantelrand | Met draadvormige aanhangsels |
Tentakels | 2, met de ogen op de buitenbasis |
Voet vorm | Groot en gespierd, werkt als zuignap |
Kaak | boogvormig, hoornachtig |
Tong | lang, bandvormig |
Radula | |
Radula vorm | zeer stevige tanden |
Ademhalingsorganen | Geen ctenidiën, maar een krans van plaatvormige kiewen tussen voet en mantelrand. |
Spieren | |
Spierindruksel | Hoefijzervormig |
Voortplantingsorganen | |
Het leven | |
Groei | Pattella's kleiner dan 30 mm heten juveniel en groter dan 30 mm volwassen |
Bronnen | |