Lengte | : | 20 mm |
Hoogte | : | 24 mm |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 1 |
Schelp | : | ja |
Vorm | : | tweekleppig; ovaal |
Tweekleppig | : | ja 1 |
GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn | : | nee 2 |
DikteDikte van het schelp materiaal | : | iets doorschijnend |
SemidiameterCommissuurvlak tot grootste bolling | : | 2,5 mm |
SymmetrischLigt de apex in het midden van de schelp | : | nee 2 |
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | in het midden 2 |
Bovenrand | : | recht 2 |
Oren | : | ja |
Aantal | : | 2 |
Beschrijving | : | achterste zeer smal |
Periostracum | : | ja 2 |
Kleur | : | bruin 2 |
Kleur | : | lichtbruin, lichtrood, soms met fijne witte vlekjes |
Structuur | : | weinig glanzend |
ParallelDe structuur parallel aan de groeilijnen | : | fijn gestreept |
HaaksDe structuur haaks op de groeilijnen | : | 50-60 fijne strepen die zich vorksgewijs vertakken, bovendien kunnen er nog 3-5 brede plooivormige ribben zijn |
AreaEscutcheon of rugveld; Een min of meer duidelijk begrensd langwerpig veld achter de umbonen bij een deel van de tweekleppigen, naast en achter het uitwendig ligament. In het algemeen is het afwijkend van sculptuur van de rest van de schelp. | : | smal 2 |
LigamentHet ligament zorgt ervoor dat de kleppen in rust toestand open staan. Door het gebruik van de sluitspieren kan het dier de kleppen sluiten. Het ligament is gemaakt van conchioline. Het ligament kan inwendig en/of uitwendig zijn. Het inwendige deel heet het resilium en is een prop concioline die de kleppen open drukt. Het uitwendige deel heet het tensilium en bestaat uit een band conchioline die de kleppen open trekt. Het tensilium bevindt zich nabij de apex van de schelp. | : | ja 2 |
ResiliumHet inwendige ligament dat als een prop bij de umbo zit en de schelpkleppen open drukt. | : | ja 2 |
Vorm | : | driehoekig 2 |
Locatie | : | in het midden van de bovenrand 2 |
ResiliumveldEen meestal driehoekig veldje onder de top waarop het resilium zit of zat. Sommige schelpen hebben ook lepelachtige structuur die we een chondrofoor noemen. | : | driehoekige holte 2 |
TandenHet soort tanden van de schelp taxodont, heterodont, anodont, etc. | : | anodont; in zeer jeugdige schelpen taxodont 2 |
CardinaalDe cardinale tanden liggen direct onder de top en zijn vaak wat kort en stomp. | : | nee 2 |
LateraalDe laterale tanden liggen wat verder verwijderd vanaf de top en zijn vaak wat langer gerekt. | : | nee 2 |
Sluitspierindruksels | : | ja 2 |
Aantal | : | 1 2 |
Voorste | : | nee 2 |
Achterste | : | ja 2 |
Beschrijving | : | juveniele schelpen hebben 2 spierindruksels 2 |
Byssusopening | : | ja 2 |
Beschrijving | : | inkeping in het achterste oor van de rechterklep 2 |
Mantellijn | : | ja 2 |
Beschrijving | : | enkelvoudig 2 |
Lichaam | : | ja 1 |
Mantel | : | ja 1 |
Sluitspieren | : | ja 2 |
Aantal | : | 1 2 |
Beschrijving | : | Achterste spier is bijna centraal, iets achter het midden gelegen en is duidelijk uit twee afdelingen samengesteld: een groot rond stuk met dwarsgestreepte spiervezels, dat de zwembeweging uitoefent en een klein stuk, dat aan de achterzijde sikkelvormig tegen het ronde aan ligt, met overlangs gestreepte spiervezels, die de schelp gesloten houdt; jonge exemplaren hebben 2 sluitspieren 2 |
Voet | : | ja 2 |
Beschrijving | : | de voet wordt ook gebruikt om de schelp te poetsen en kan hinderlijke voorwerpen uit de schelp verwijderen. 2 |
Vorm | : | klein, vingervormig, bij voorste schelpopening, onder het voorste oortje 2 |
Byssusklier | : | ja 2 |
Locatie | : | een overlangse spleet in de voet 2 |
Siphonen | : | nee 2 |
Ademhalingsorgaan | : | ja 2 |
Kieuwen | : | ja 2 |
Aantal | : | 2 2 |
Locatie | : | een linker en een rechter 2 |
Vorm | : | elke kieuw verdeeld in twee kieuwplaten 2 |
Geslachtsorganen | : | ja 2 |
Man | : | 2 |
Kleur | : | lichtgeel 2 |
Vrouw | : | 2 |
Kleur | : | oranjerood 2 |
Habitat | : | Leven gewoonlijk vastgehecht met de byssus |
Verspreiding | : | Europese zijde van de Atlantische Oceaan, van West-Noorwegen tot Spanje. In het Kattegat, maar niet in de Oostzee, ook niet in de Middellandse zee. In de Noordzee zeldzaam. |
Tijdvak | : | zijn al bekend vanuit het Carboon 2 |
Voortbeweging | : | Sommige soorten Pectinidae zijn bekend om hun zwem capaciteit. Een Pectinidae zwemt door water op te nemen door zijn klep te openen, waarna hij bij het sluiten van de klep het water met grote kracht aan de scharnierkant eruit spuit, door middel van het velum. Het velum is een gordijnachtige vouw van de mantel die wordt gebruikt om de stroom van het water rond het scharnier, als beweegbare stralen, of de vleugels te leiden. Het normale zwemmen is in de richting van klep opening, maar de Pectinidae kan scherp van richting veranderen door gebruik van het velum. 2 |
GeslachtHermafrodiet of geslachtelijke voortplanting, zie ook geslachtsorganen | : | Kunnen hermafrodiet of van twee geslachten zijn (maximus, opercularis en varius zijn hermafrodiet, tigerinus en distortus onbekend) 2 |
Larvale fase | : | Larvale schelpen bezitten en taxodont slot 2 |
Literatuur | : |
|
Foto verantwoording | : | De laatste twee foto's zijn van een exemplaar dat gevonden is op de Kaloot aan de havenzijde. |
Bronnen | : |