Bijzonderheden | : | Hecht zich met de linker (bolle) klep op substraat |
Lengte | : | 200 mm |
Hoogte | : | 200 mm |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 1 |
Schelp | : | ja 1 |
Vorm | : | rond tot peervormig |
Tweekleppig | : | ja 1 |
GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn | : | nee |
DikteDikte van het schelp materiaal | : | 80 mm |
Convexiteit | ||
Links | : | bol |
Rechts | : | plat |
SymmetrischLigt de apex in het midden van de schelp | : | nee |
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | in het midden, breed en stomp |
Bovenrand | : | onregelmatig |
VoorrandBij tweekleppigen de zijrand waar de sipho's niet uitkomen | : | onregelmatig |
AchterrandBij tweekleppigen de zijde waar de sipho's uitkomen | : | onregelmatig |
Onderrand | : | onregelmatig |
CommissuurRaaklijn waarlangs de kleppen op elkaar vallen, dit ligt vaak in 1 vlak, het zogenaamde commissuurvlak. | : | rond tot peervormig |
Periostracum | : | ja |
Kleur | : | jonge exemplaren hebben bruingeel periostracum |
Ostracum | : | ja 2 |
Kleur | : | Grijswit, geel, licht violet tot bruinpaars met onregelmatige vlekken. Strandmateriaal sterk bruin of blauw verkleurd. Kunnen soms iets groen zijn door geperforeerde algen. |
Structuur | ||
HaaksDe structuur haaks op de groeilijnen | : | onregelmatige ribben 2 |
Links | : | lamelvormig, met ribben |
Rechts | : | lamelvormig, maar slijten snel af, zonder ribben |
RibbenEen structuur die dwars staat op de groeilijnen/ groeirichting | : | ja |
Vorm | : | onduidelijk golvend |
LigamentHet ligament zorgt ervoor dat de kleppen in rust toestand open staan. Door het gebruik van de sluitspieren kan het dier de kleppen sluiten. Het ligament is gemaakt van conchioline. Het ligament kan inwendig en/of uitwendig zijn. Het inwendige deel heet het resilium en is een prop concioline die de kleppen open drukt. Het uitwendige deel heet het tensilium en bestaat uit een band conchioline die de kleppen open trekt. Het tensilium bevindt zich nabij de apex van de schelp. | : | ja |
TensiliumHet uitwendige ligament dat als een band zichtbaar is en de schelpkleppen open trekt. | : | ja |
Kleur | : | flesgroen |
Beschrijving | : | 2 korte banden |
ResiliumHet inwendige ligament dat als een prop bij de umbo zit en de schelpkleppen open drukt. | : | ja |
ResiliumveldEen meestal driehoekig veldje onder de top waarop het resilium zit of zat. Sommige schelpen hebben ook lepelachtige structuur die we een chondrofoor noemen. | : | een holte, met duidelijke groeilijnen, uitwendig gelegen ligamentprop |
TandenHet soort tanden van de schelp taxodont, heterodont, anodont, etc. | : | anodont |
Beschrijving | : | Echte slottanden ontbreken, aan beide kanten van de top bevinden zich hoogstens wat knobbeltjes, restanten van het taxodonte slot uit de larvale fase |
Sluitspierindruksels | : | ja |
Aantal | : | 1 |
Achterste | : | ja 2 |
Locatie | : | centraal 2 |
Mantellijn | : | ja |
Mantelbocht | : | nee |
Lichaam | : | ja 1 |
Mantel | : | ja |
Kleur | : | roomkleurig of geelbruin |
Rand | : | over bijna de gehele omtrek vrij. Elke rand drie rijen tentakels |
Sluitspieren | : | ja |
Achterste | : | kort, breed en zeer stevig, bestaat uit een glazig en een melkwit deel, het glazige wordt gebruikt om de schelp snel te sluiten, het witte deel om de schelp gesloten te houden. |
Byssusklier | : | nee |
Siphonen | : | nee |
Ademhalingsorgaan | : | ja |
Kieuwen | : | ja |
Aantal | : | 2 paar |
Beschrijving | : | Elk der 4 kieuwplaten bestaat uit talrijke filamenten, die door kleine weefselstrengetjes onderling verbonden zijn. Geen trilhaartjes. Roomkleurig of bleekbruin. |
Voedsel | : | diatomeeën, detritus: plantenresten, dierresten |
Vijand | : | zeesterren, strandkrabben, mensen, boorsponzen, stekelhoren, schelpziekte |
Habitat | : | Hebben een stevige ondergrond nodig, dus niet op zand- of slibbodems. Meestal in groepen van 3 tot 5 of meer aan elkaar vergroeid |
Diepte | : | 1-50 m |
Verspreiding | : | Europese kust van de poolcirkel tot Afrika. Ook in de middellandse zee en in de Zwarte Zee. Niet in de Oostzee. |
Tijdvak | : | vanaf het Plioceen |
GeslachtHermafrodiet of geslachtelijke voortplanting, zie ook geslachtsorganen | : | hermafrodiet, afwisselend |
Bevruchting | : | tussen de groeiperioden, temperatuur afhankelijk, hoogtepunt eind juni, begin juli. In het moeder dier enige duizenden tot 1,5 miljoen eieren |
Embryonale fase | : | tussen de kieuwbladen en de mantel, in de mantelholte voor 7 tot 10 dagen. Verkleuren van melkwit naar blauwgrijs. |
Larvale fase | : | 8 tot 14 dagen een planktonisch bestaan. Voortbeweging door trilhaarkussen (velum). Bij een lengte van 0,28 tot 0,30 mm zinken ze op de bodem. Zij kruipen met de voet ongeveer een kwartier rond in steeds kleiner wordende spiralen. Daarna komen zij tot rust en uit de byssusklier aan de voet scheiden ze een kleverige substantie af die zich tussen de schelp en de ondergrond verspreidt. De substantie wordt na enkele uren hard. |
Groei | : | Groei gaat schokkig, soms in paar dagen een nieuwe band, dan weer in weken of maanden niets. De lengte toename heeft vooral in voor- en najaar plaats, vooral de najaarsgroei is belangrijk. Larven en 1 jarigen groeien het hele jaar door. |
Geslachtsrijp | : | na 1 jaar, 2de jaars dieren voornamelijk mannelijk, 3de jaar voornamelijk vrouwelijk, etc. |
Levensverwachting | : | 20 jaar |
Websites | : | |
Literatuur | : |
|
Bronnen | : |