Overzicht | |
Beschrijving | Symmetrische zeepok met 6 wandplaten. De opening is ruitvormig. De basis is onverkalkt en laat geen witte ster na op het substraat. |
Evolutie | vermoedelijk ontstaan vanuit de gesteelde variant, de eendenmossels |
| |
Cirripedia | |
Hoogte | lage kegel tot hoge zuil |
Lengte | 15 mm |
Kleur | Wit |
Capitulum | |
Wandplaten aantal | 6; onregelmatig ingekerfd; met nauwe overlangse kanaaltjes doorboord; oudere dieren hebben vaak een gegolfde basale rand |
Wandplaat | glad of geribbeld |
Deksel | 2 paar kalkplaten |
Deksel opening | ruitvormig |
Tergum | minder dan halve lengte van scutum; draagt een spoor |
Bodem | onverkalkt; vliezig |
Lichaam | |
Cirripeden | 6 |
Tergoscutale flappen | met een bruine vlek |
| |
Het leven | |
Nauplius fase | vrijzwemmend, lijkt dan nog erg op andere kreeftachtige larven. |
Cypris fase | Bij het kiezen van een vaste ondergrond worden ze geleidt door een geurstof van andere pokken zodat ze zich vestigen in de nabijheid van anderen zodat geslachtelijke voortplanting mogelijk is. |
Voortplantingsorganen | Alle pokken hebben een penis en wel het, in verhouding, langste geslachtsorgaan van alle dieren. Als je vast gekit zit aan een ondergrond is het heel moeilijk om aan geslachtelijke voortplanting te doen. Met de lange penis reiken ze naar de pokken in de buurt. Als ze een exemplaar vinden dan is degene die de ander gevonden heeft en penetreert het mannetje. Het ontvangende exemplaar wordt dan het vrouwtje. |
Voedsel | plankton |
Voortbeweging | leeft vastgehecht op een harde ondergrond |
Habitat | Van de onderste spatwaterzone tot de bovenste getijdenzone. |
Verspreiding | Europese Atlantische Oceaan van de Noordpool tot Spanje, in de Noordzee en de westelijke Oostzee |
| |