home | nieuwsblad | informatie
Teredo navalis Linnaeus, 1758
NL Gewone paalworm
Ondanks de naam is de paalworm geen worm maar een tweekleppige. Hij boort zich in in hout. De twee kleppen van de schelp worden gebruikt als boor. De ontstane gang wordt bekleed met een kalklaag en het uiteinde, het oorspronkelijke begin, is de opening waardoor de siphonen naar buiten komen. De opening kan afgesloten worden door palletten, deze palletten zijn belangrijk voor de correcte determinatie.
×
1016431450 0
1016431450 0
×
1016431450 1
1016431450 1
×
1016431450 2
1016431450 2
×
1016431450 3
1016431450 3
×
1016431450 4
1016431450 4
×
1016431450 5
1016431450 5
×
1016431450 6
1016431450 6
×
1016431450 7
1016431450 7
×
1016431450 8
1016431450 8
×
1016431450 9
1016431450 9
SynoniemenAndere namen die je in de literatuur tegen kan komen
:Paalworm
Teredo marina [Jeffreys, 1860]
Teredo sellii [v.d. Hoeven, 1850]
Teredo batava [Spengler, 1792]
Vormen:forma Borealis: klein aurikel, breed voorstuk, paletten aan het distale einde diep ingesneden, tanden van de V lang en spits, lichaam bruin gepigmenteerd en doorschijnend, verspreiding: Skagerrak, Oslofjord
Bijzonderheden:Kleppen articuleren alleen door een knobbeltje aan de bovenrand van de linkerklep, hetgeen past in een corresponderende groeve van de rechterklep, en door een naar binnen springende knobbel aan de basis van de mediane zone in iedere klep. 1
Lengte:10 mm
Hoogte:10 mm
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar
:ja 2
Schelp:ja 2
   Vorm:Brandweerhelmvormig 3
   Tweekleppig:ja 2
   
DikteDikte van het schelp materiaal
:weinig of niet doorschijnend 4
   
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top).
:verdikt en naar binnen gebogen 1
   
UmboDe top en het gewelfde deel van de schelp die daarop volgt bij tweekleppigen.
:orthogyr
   
VoorrandBij tweekleppigen de zijrand waar de sipho's niet uitkomen
:L-vormig, gapend
   
AchterrandBij tweekleppigen de zijde waar de sipho's uitkomen
:sterk gapend 1
   Onderrand:driehoekig
   Oren:ja
      Aantal:1
      Beschrijving:achter en het steekt niet boven de umbo uit
   Periostracum:ja
      Kleur:Bruingrijs
   Ostracum:ja
      Kleur:Kalkwit tot roze
      Structuur:kalkachtig of iets porseleinachtig glanzend 4
         
HaaksDe structuur haaks op de groeilijnen
:Het oortje is vrijwel glad, het middelse deel is bedekt met horizontale en vertikale ribben, het voorste deel heeft horizontale ribben.
   
RibbenEen structuur die dwars staat op de groeilijnen/ groeirichting
:ja 5
   
AreaEscutcheon of rugveld; Een min of meer duidelijk begrensd langwerpig veld achter de umbonen bij een deel van de tweekleppigen, naast en achter het uitwendig ligament. In het algemeen is het afwijkend van sculptuur van de rest van de schelp.
:
  1. Area anterior, voorste grote veld: tussen de 15 en 43 ribben (neemt toe met de leeftijd), fijn en scherp getand, in een richting parallel aan de basale rand
  2. area prae-mediana, voorste middenveld: ribben (neemt toe met de leeftijd), fijn en scherp getand,
  3. area mediana, centrale middenveld: onregelmatig, min of meer parallel gestreept, geen getande ribben
  4. post-mediana, achterste middenveld: onregelmatig, min of meer parallel gestreept, geen getande ribben
  5. auriculum, aurikel, hals, vleugel of oortje: geen getande ribben, sluit geleidelijk aan bij het achterste middenveld
4
   
SlotplaatDe plek waar de tanden van de schelp op staan
:schelpen articuleren met behulp van een knobbeltje aan de linker klep, het welk past in een corresponderende groeve van de rechter klep 4
   
LigamentHet ligament zorgt ervoor dat de kleppen in rust toestand open staan. Door het gebruik van de sluitspieren kan het dier de kleppen sluiten. Het ligament is gemaakt van conchioline. Het ligament kan inwendig en/of uitwendig zijn. Het inwendige deel heet het resilium en is een prop concioline die de kleppen open drukt. Het uitwendige deel heet het tensilium en bestaat uit een band conchioline die de kleppen open trekt. Het tensilium bevindt zich nabij de apex van de schelp.
:nee 1
   
TandenHet soort tanden van de schelp taxodont, heterodont, anodont, etc.
:Anodont 5
   Binnenzijde 
      Structuur:iets glanzend, afgrenzing van de zones is minder duidelijk, maar nog zeker goed te volgen aan de binnenkant, auriculum inplanting aan het middenveld is hoog bij jonge exemplaren, doch zakt af bij toenemende ouderdom, ook wordt het dan meer vleugelvormig. Aan de basis heeft iedere klep een knobbelte (tuberculum parietale), dat op twee lamellen rust. 4
      Umbonale holte:sterk gewelfd 1
      
ApofyseEen steunplek voor de ingewanden en een deel van de voetspieren; komt vanuit de umbonale holte als een steel naar buiten (er is ook Exoskelet Apophysen)
:lang en smal 1
      Septum:auriculum schuift bladvormig een eindje over het achterste middenveld heen (septum) 4
   Sluitspierindruksels:ja 1
      Aantal:2 1
      Voorste:ja 1
         Beschrijving:klein, hecht aan de area prae-enterior 1
      Achterste:ja 1
         Beschrijving:groot, geheel inwendig, hecht aan de aurikel 1
   Mantellijn:nee 1
Accessoirische schelpstukken:ja 1
   Aantal:2 1
   
PaletSluiten de boorgang af als de siphonen zijn ingetrokken
:aanwezig 1
      Aantal:2
      Hoogte:6 mm
      Breedte:3 mm
      Steel:kalk, gebogen, soms lang soms kort1 4
      Blad:kalk naar het vrije uiteinde toe wordt het iets chitineus, Buitenzijde gewelfd, binnenzijde vlak, bij een lengtedoorsnede ziet men een aantal gebogen dwarslageni, welke komvormig in elkaar zijn opgestapeld 4
      Top:V-vormig ingekeept; aan het vrije uiteinde een weinig uitgehold 6 4
      Inplanting:in scheden aan de basis van de siphonen 4
      Functie:bij uitgestoken siphonen liggen de paletten langs het lichaam, bij instrekking van de siphonen tot achter de inplanting sluiten de paletten het boorkanaal af 4
Lichaam:ja 1
   Beschrijving:de meeste soorten bekleden hun boorgang met een kalkkoker welke door de mantel wordt afgescheiden. Aan de voorkant is deze koker open zolang er nog geboord wordt. Als er niet meer geboord wordt door ouderdom of omdat er niet doorgekomen kan worden dan wordt het uiteinde afgesloten door een rond koepeltje. 1
   Mantel:ja 2
      Rand:vergroeid op de opening voor de siphonen en de voet na 1
   Sluitspieren:ja 1
      Voorste:bij contractie bewegen de boven-voorrandden van de kleppen naar elkaar toe, daarbij opent de schelp 1
      Achterste:bij contractie naderen de achterranden elkaar, hierdoor sluit de schelp zich 1
   Voet:ja 1
      Vorm:kort, cilindrisch, met breed uiteinde, dat als zuignap dienst doet 1
      Functie:dient voor voortbeweging in de gangen, zintuig voor onderzoek van de binnenwand van de gang, als hechtorgaan bij borende werkzaamheden, als transportbaan waarlangs de afgeraspte houtdeeltjes, door trilharen langs de randen, naar de mond gevoert worden 4
   Byssusklier:nee 1
   Siphonen:ja 1
      Aantal:2 1
      Beschrijving:lang, tot 4 à 5 cm aan het distale uiteinde roodbruin gevlekt, het basale deel steekt in een korte (0,5 - 1 cm) onverkalkte chitineusslijmige buis 4
      Instroom:aan het uiteinde, inwendig, 6 papillen, welke nog een eind de sipho in te volgen zijn. Aan het vrije uiteinde zijn de papillen zuignapvormig ingedeukt. De water instroom is continu, de sipho is in voortdurende beweging. 4
      Uitstroom:zonder papillen, afvoer gaat bij tussenpozen, schoksgewijs 4
Ademhalingsorgaan:ja 1
   Kieuwen:ja 1
      Beschrijving:smal en zo sterk in de lengte gestrekt dat ze tot bij de siphonen reiken1 1
Geslachtsorganen:ja 1
   Man:geslachtsproducten worden vrij in het water vrij gelaten 1
   Vrouw:Afhankelijk van de soort - eieren worden of vrij in het water los gelaten of nadat zij in een tussen de kieuwen van het moederdier zijn gedeponeerd, hier bevrucht en een tijdlang bewaard tot zij het veligerstadium bereikt hebben, daarna worden de larven vrij in het water gelaten (dit duurt 2-4 weken, afhankelijk van de weersgesteldheid) 1
Maag:aan de maag is een zeer grote blinde zak, het coecum, waarin houtdeeltjes worden opgeslagen. De middendarmklier levert een enzym dat cellulose splitst, zodat uit het hout druivensuiker ontstaat 4
Excrementen:houtraspsel dat minder cellulose en hemicellulose bevat 4
Voedsel:houtdeeltjes
Habitat:in hout, vooral de zachtere soorten, wilg, dennen, eikenhout. De boorrichting volgt hoofdzakelijk de richting van de vezels. Boorgangen kruisen elkaar niet. Boren niet in hout dat onder de grond zit. Boorsnelheid tot 1 cm per week. Volwassen dieren die uit hun gang zijn, kunnen zich niet opnieuw in boren. 4
   Saleniteit:≥5 ‰ 4
      Beschrijving:wordt het water te brak dan sluiten zij de boorgangen af met hun paletten. Dit kunnen ze wel 6 weken volhouden 4
   Temperatuur:ideaal 15-25 °C; 0-30 °C 4
      Beschrijving:stopt met boren bij 5°C 4
   Verspreiding:Kosmopoliet
Tijdvak:Vanaf het Krijt 1
Voortbeweging:Boort met de schelp. Het dier roteert om zijn lengte as, terwijl de vastgezogen voet en de dorsale, buiten de schelp tredende dorsale mantellappen als steunpunt dienst doen, deels in dorsoventrale richting om zijn transversale as, waarbij bovendien voorste en achterste sluitspier afwisselend samengetrokken worden. De tandjes op de schelp raspen het hout uit.
GeslachtHermafrodiet of geslachtelijke voortplanting, zie ook geslachtsorganen
:hermafrodiet, beide geslachten komen afwisselend voor met een voorkeur voor mannelijkheid. Het aantal dieren dat als man functioneert is veel kleiner dan het aantal dieren in het vrouwelijke stadium 4
Bevruchting:Van juni tot augustus wordt sperma vrij in het water geloosd, het komt via de instroomsipho van het vrouwelijk individu bij de kiewen waar de eieren worden bewaard, die uit het ovarium zijn los gelaten. 4
Geboorte:ongeveer twee weken na bevruchting 4
Embryonale fase:De eerste celdelingen vinden in de moeder plaats 4
Larvale fase:de veligers zwemmen uit in zee, ze hebben een lange tongvormige voet. Gunstige omstandigheden zijn rustige, niet winderige dagen met warm weer. 4
Juveniele fase:aan de schelp begint een raspsculptuur te ontstaan, ook wordt de schelp meer helmvormig. de voet wordt breder en meer zuignap vormig en het gehele dier groet sterk in de lengte. Zeer jonge dieren kunnen zich nog totaal in de schelp terug trekken. Paletten verschijnen al vroeg als korte brede spaantjes met een vrij lange steel 4
Broedval:na 1 à 2 weken metamorphoseren zij en hechten ze zich aan hout met de byssus 4
Groei:Het aantal ribben op het voorste grote veld groeit in de eerste levensmaand tot 8 à 9, daarna 2-4 richels per maand. De kalkkoker wordt afgescheiden aan het achteruiteinde bij de paletten. Eerst wordt een manchet rondom dit deel van het lichaam gevormd, en vervolgens groeit de buis naar voren toe. Het vooreinde blijft open, zolang de paalworm groeit. Houdt de groei op dan sluit het dier dit brede vooreinde af met kalkstof koepelvormig af. Na 10 weken zijn ze ongeveer 10 cm lang. Het totale dier kan tot 30 cm lang worden. 4
Geslachtsrijp:na ongeveer 6 tot 8 weken, als ze 4 tot 5 cm lang zijn 4
Levensverwachting:2 jaar, enkele overleven een 3de winter1 4
Bronnen:
  1. https://strandvondsten.nl/tweekleppigen/Teredo
  2. https://strandvondsten.nl/Bivalvia
  3. https://strandvondsten.nl/tweekleppigen/Teredinidae
  4. Benthem Jutting, Tera van (1943). Fauna van Nederland. Mollusca (I) C. Lamellibranchia. A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij N.V..
  5. https://strandvondsten.nl/tweekleppigen/Pholadoidea
  6. ?
© 2006 - 2025 strandvondsten.nl / Powered by huwatoco.nl / info@huwatoco.nl