Lengte | : | 75 mm |
Hoogte | : | 75 mm |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 1 |
Schelp | : | ja 2 |
Vorm | : | cirkelvormig |
Tweekleppig | : | ja 1 |
DikteDikte van het schelp materiaal | : | stevig |
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | in het midden, klein, spits, iets uitstekend |
UmboDe top en het gewelfde deel van de schelp die daarop volgt bij tweekleppigen. | : | tamelijk gewelfd |
Onderrand | : | gecreneleerd met vrij grove driehoekige kartelingen |
Periostracum | : | ja |
Dikte | : | zeer resistent |
Kleur | : | donkerbruin |
Structuur | : | viltig |
Ostracum | : | ja |
Kleur | : | geelachtig, met paarsbruine strepen en vlekken. Soms overheerst het bruin zodat wit op bruin tekening ontstaat. |
Structuur | : | weinig of niet glanzend |
ParallelDe structuur parallel aan de groeilijnen | : | fijne ribben |
HaaksDe structuur haaks op de groeilijnen | : | talrijke fijne ribben |
SlotplaatDe plek waar de tanden van de schelp op staan | : | breed |
LigamentHet ligament zorgt ervoor dat de kleppen in rust toestand open staan. Door het gebruik van de sluitspieren kan het dier de kleppen sluiten. Het ligament is gemaakt van conchioline. Het ligament kan inwendig en/of uitwendig zijn. Het inwendige deel heet het resilium en is een prop concioline die de kleppen open drukt. Het uitwendige deel heet het tensilium en bestaat uit een band conchioline die de kleppen open trekt. Het tensilium bevindt zich nabij de apex van de schelp. | : | ja |
TensiliumHet uitwendige ligament dat als een band zichtbaar is en de schelpkleppen open trekt. | : | ja |
Kleur | : | donkerbruin |
TypeWe kennen verschillende typen:
| : | Duplivincular 2 |
NymfGroeve waarin het tensilium aangehecht is | : | smal |
TandenHet soort tanden van de schelp taxodont, heterodont, anodont, etc. | : | Taxodont 2 |
Aantal voor | : | 10-15 |
Aantal achter | : | 10-15 |
Beschrijving | : | tamelijk breed en stomp, nooit kamvormig, boogvormig ingeplant; de voorste, achterse tanden en die onder de apex zijn het zwakst ontwikkeld |
Binnenzijde | ||
Kleur | : | geelwit met onregelmatige paarsbruine vlekken, vooral in het middelste deel, maar vaak ook bij de spierindruksels en langs de basale rand. |
Sluitspierindruksels | : | ja |
TypeVolgende types worden onderscheiden:
| : | Heteromyaar 3 |
Aantal | : | 2 |
Vorm | : | Spierindruksels zijn bijna gelijk, achterste is iets groter 3 |
Beschrijving | : | groot, ongeveer symmetrisch en vak door een duidelijk richel afgescheiden |
Mantellijn | : | ja |
Beschrijving | : | enkelvoudig |
Mantelbocht | : | nee |
Lichaam | : | ja 1 |
Mantel | : | ja 1 |
Habitat | : | tussen 10 en 1300 meter, zandig met stenen en schelpenfragmenten |
Vindplaatsen | : | De schelp wordt zelden langs de Nederlandse kust gevonden worden. De meeste kans maakt u in suppletie materiaal of in de buurt van het Zwin. Juveniele exemplaren komen weleens voor in wulkeneieren. Soms ook te vinden aan wier.I |
Verspreiding | : | Atlantische kust van Europa en Afrika, van Engeland tot bij de Kaap Verdische eilanden. Ook in de middellandse zee |
Tijdvak | : | Reeds bekend uit het Krijt. 4 |
Bevruchting | : | vrij in zee 4 |
Literatuur | : |
|
Foto verantwoording | : | Gevonden bij Gorishoek (Zeeland) |
Bronnen | : |