Bijzonderheden | : | De schelpen kunnen over het zand rollen zonder dat het weekdier beschadigd raakt. 1 |
Lengte | : | 40 mm |
Hoogte | : | 50 mm |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 2 |
Schelp | : | ja 2 |
Tweekleppig | : | ja 2 |
GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn | : | ja 1 |
DikteDikte van het schelp materiaal | : | sterk 1 |
SymmetrischLigt de apex in het midden van de schelp | : | nee |
UmboDe top en het gewelfde deel van de schelp die daarop volgt bij tweekleppigen. | : | prominent 1 |
VoorrandBij tweekleppigen de zijrand waar de sipho's niet uitkomen | : | rond |
AchterrandBij tweekleppigen de zijde waar de sipho's uitkomen | : | driehoekig |
CommissuurRaaklijn waarlangs de kleppen op elkaar vallen, dit ligt vaak in 1 vlak, het zogenaamde commissuurvlak. | : | vlak |
Ostracum | : | ja |
Kleur | : | Geelwit tot bruin. De achterkant en de binnenkant zijn vaak lila. |
RibbenEen structuur die dwars staat op de groeilijnen/ groeirichting | : | ja |
Aantal | : | 22-28 |
Structuur | : | geschubd |
GroefDe groef is de ruimte tussen de ribben | : | smaller dan de ribben |
TandenHet soort tanden van de schelp taxodont, heterodont, anodont, etc. | : | heterodont 1 |
CardinaalDe cardinale tanden liggen direct onder de top en zijn vaak wat kort en stomp. | : | ja 1 |
Aantal | : | 2 1 |
Sluitspierindruksels | : | ja 1 |
Aantal | : | 2 1 |
Beschrijving | : | even groot 1 |
Mantellijn | : | ja 1 |
Mantelbocht | : | nee 1 |
Lichaam | : | ja 1 |
Mantel | : | ja 2 |
Voet | : | ja 1 |
Beschrijving | : | ontwikkeld 1 |
Siphonen | : | ja 1 |
Habitat | : | Brakke binnenwateren; kan slecht tegen droogvallen. |
Bevruchting | : | vrij in het water van mei tot augustus; voortplanting in voorjaar en zomer; de voorplantingsorganen, de gonaden, ontwikkelen zich in april tot mei; bij volle rijping vormen de geslachtsorganen ongeveer twintig procent van het lichaamsgewicht |
Bronnen | : |