SynoniemenAndere namen die je in de literatuur tegen kan komen | : | geknotte strandgaper, geknotte gaper |
Lengte | : | 80 mm |
Hoogte | : | 50 mm |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 1 |
Schelp | : | ja 2 |
Vorm | : | ovaal, afgeknot 3 |
Tweekleppig | : | ja 1 |
DikteDikte van het schelp materiaal | : | stevig, ondoorschijnend 4 |
SemidiameterCommissuurvlak tot grootste bolling | : | 30 mm |
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | ongeveer in het midden, weinig of niet uitstekend 4 |
UmboDe top en het gewelfde deel van de schelp die daarop volgt bij tweekleppigen. | : | naar achter gericht 3 |
Bovenrand | : | flauw gebogen of bijna recht 4 |
VoorrandBij tweekleppigen de zijrand waar de sipho's niet uitkomen | : | rond, gapend 4 |
AchterrandBij tweekleppigen de zijde waar de sipho's uitkomen | : | afgeknot, gapend 3 |
Onderrand | : | recht 3 |
CommissuurRaaklijn waarlangs de kleppen op elkaar vallen, dit ligt vaak in 1 vlak, het zogenaamde commissuurvlak. | : | linker klep gewoonlijk iets kleiner dan rechter 4 |
Periostracum | : | ja |
Dikte | : | zeer resistent 4 |
Kleur | : | geelbruin |
Structuur | : | schilferig, grijpt over de basale rand heen 3 |
Ostracum | : | ja 4 |
Kleur | : | kalkwit tot geelwit, met roestbruine vlekken |
Structuur | : | weinig of geen glans 4 |
ParallelDe structuur parallel aan de groeilijnen | : | onregelmatige groeilijnen 4 |
RibbenEen structuur die dwars staat op de groeilijnen/ groeirichting | : | nee 2 |
LigamentHet ligament zorgt ervoor dat de kleppen in rust toestand open staan. Door het gebruik van de sluitspieren kan het dier de kleppen sluiten. Het ligament is gemaakt van conchioline. Het ligament kan inwendig en/of uitwendig zijn. Het inwendige deel heet het resilium en is een prop concioline die de kleppen open drukt. Het uitwendige deel heet het tensilium en bestaat uit een band conchioline die de kleppen open trekt. Het tensilium bevindt zich nabij de apex van de schelp. | : | ja 2 |
TensiliumHet uitwendige ligament dat als een band zichtbaar is en de schelpkleppen open trekt. | : | ja 4 |
LocatieDrie mogelijkheden
| : | iets voor de umbo uitreikend 4 |
Beschrijving | : | smal 4 |
ResiliumHet inwendige ligament dat als een prop bij de umbo zit en de schelpkleppen open drukt. | : | ja 2 |
ResiliumveldEen meestal driehoekig veldje onder de top waarop het resilium zit of zat. Sommige schelpen hebben ook lepelachtige structuur die we een chondrofoor noemen. | : | 4 |
Links | : | chondrofoor 4 |
Rechts | : | holte, klein, aan het begin van de welving van de umbo. Voor de holte staat een tandachtig uitsteeksel, er achter een korte lijst, bijna evenwijdig aan de bovenrand. 4 |
ChondrofoorEen ronde, lepelachtige uitgroeiing onder de top waarop het resilium zich bevindt of bevond. | : | heeft een driehoekige uitholling voor het resilium. Aan de voorzijde is het vlakje begrensd door een opstaand randje, dat in een vrij scherpe punt eindigd. Achter de uitholling loopt een schuin achterwaarts gerichte richel. De plaats, waar de chondrofoor achteraan met de bovenste schelprand is vergroeid, reikt niet verder achterwaarts dan de vrije punt van de schuine richel. 3 |
TandenHet soort tanden van de schelp taxodont, heterodont, anodont, etc. | : | anodont 2 |
Binnenzijde | : | 4 |
Kleur | : | wit 4 |
Structuur | : | weinig of geen glans, kalkachtig 4 |
Umbonale holte | : | tamelijk gewelfd 4 |
Sluitspierindruksels | : | ja |
Aantal | : | 2 4 |
Voorste | : | lang, smal, gebogen 4 |
Achterste | : | rond 3 |
Mantellijn | : | ja 4 |
Mantelbocht | : | ja 4 |
Beschrijving | : | reikt tot voorbij de top |
Lichaam | : | ja 1 |
Mantel | : | ja 1 |
Byssusklier | : | nee 3 |
Siphonen | : | ja 4 |
Aantal | : | 2 4 |
Beschrijving | : | lang, door een gemeenschappelijk omhulsel verbonden en aan de buitenzijde bekleed met het periostracum 4 |
Vijand | : | vissen, zeehonden, ijsberen, walrussen 3 |
Habitat | : | van laagwater tot enkele honderden meters diep; ingegraven in de bodem. 3 5 |
Verspreiding | : | Arctische zeeën, Atlantische Oceaan, aan de oostzijde zuidelijk tot de Golf van Biscaye, aan de westzijde van Groenland tot Massachusetts. In de Stille Oceaan zuidelijk tot Vancouver in het westen en Sachalin in het oosten. In de Oostzee tot bij Kiel. 3 |
Tijdvak | : | vanaf Plioceen |
Juveniele fase | : | jonge exemplaren naar verhouding langer gerekt dan volwassenen 3 |
Levensverwachting | : | 27 jaar 3 |
Bronnen | : |
|