In de Noordzee komen mogelijk 3 verschillende soorten mossels voor. De bij ons bekende Gewone mossel (Mytilus Edulis), de in de Middellandse Zee en aan de West-kust van Engeland en het Kanaal voorkomende Diepzee- of Middellandse Zeemossel (Mytilus Galloprovincialis) en de Oostzeemossel (Mytilus Trossulus). Het uit elkaar houden van de soorten lijkt vooral te maken te hebben met het gebied, Middellandse Zee, Noordzee en Oostzee en genetica. In de Pacific ligt de grens tussen de Middellandse Zeemossel (zuidelijk) en de Oostzeemossel (noordelijk) bij San Francisco, de Gewone mossel was een Atlantische soort, maar is ook in de Pacific weer uitgezet voor commerciële doelen. Het is nog niet zeker of we te maken hebben met soorten of onderstoorten, daar onderlinge nakomenlingen voorkomen en ook deze zijn vruchtbaar. Op het strandgevonden exemplaren zullen over het algemeen niet met zekerheid op naam gebracht kunnen worden. Vast gehechte exemplaren aan rotsen, pieren en havenbebouwingen in Noord-Frankrijk (Calais en noordelijker), België Nederland, Duitsland, de Noordzeekant van Denemarken en Noorwegen zijn bijna altijd de Gewone mossel (Mytilus Edulis). Voor Groot Britanië geldt dat het zowel de Middellandse zeemossel als de Gewone mossel kan zijn. De uitgebreide handel in mossels maakt het nog eens extra complex omdat de Gewone mossel waarschijnlijk ook geïntroduceerd is in de Middellandse Zee en dat de Middellandse zeemossel inmiddels ook weleens voor zou kunnen komen in de Nederlandse mosselkweekvelden.
De grote flexibiliteit van de mosselschelp maken het moeilijk om een determinatiesleutel te schrijven voor de drie genoemde mossels. Toch doen we hierbij een poging, maar neem deze met een korrel zout.
Overzicht | |
Tijdvak | reeds met zekerheid bekend uit het Trias. |
Etymologie | De naam Mytilus komt van het Griekse mutilos, een soort mossel.2 |
De Schelp | |
Basis vorm | ovaal tot scheef-driehoekig |
Voorrand | spits |
Achterrand | rond |
Gelijkzijdig | nee |
Gelijkkleppig | ja |
Umbo | Van de top naar de achterrand loopt over beide kleppen een gewelfde zone die in het oudste deel soms bijna kielvormig is |
Apex | Ver naar voren. Dicht bij het slot. |
Periostracum | |
Periostracum dikte | stevig |
Periostracum kleur | donker |
Periostracum structuur | bij sommige soorten behaard |
Ostracum | |
Ostracum kleur | geelbruin, groen, blauw, soms paars. Eenkleurig of gecombineerd met anders gekleurde vlekken of banden. |
Parallelle sculptuur | fijn gestreept volgens de groeilijnen |
Lunula | onder de top een zeer klein geribd veldje |
Hypostracum | parelmoer |
Slot | |
Ligament | een tensilium dat aan binnenzijde door een lijstvormige rand gesteund wordt. |
Tensilium vorm | lang, sterk |
Tensilium plek | achter de umbo |
Slot-type | dysodont |
Cardinale tanden | kleine knobbeltjes voor de umbo |
Mantellijn | enkelvoudig |
Mantelbocht | nee |
Sluitspieren | |
Voorste sluitspierindruksel | klein of ontbrekend |
Achterste sluitspierindruksel | zeer groot (Anisomyaria) |
Byssusopening | nabij de top, onderrand |
Het Weekdier | |
Byssus | sterk |
Byssusklier | op de voet |
Radula | |
Kieuwen | twee kieuwbladen aan beide zijden van het lichaam |
Spieren | |
Voortplantingsorganen | |
Het leven | |
Larvale fase | slot taxodont, apex bijna in het midden |
Groei | doordat de achterzijde zeer snel groeit komt de apex vooraan te liggen |
Habitat | Vaak te vinden in de intergetijde zone waar ze zich met byssus draden hechten aan een oppervlak. Leeft gewoonlijk in grote kolonies. |
Verspreiding | Alle zeeën van de wereld, maar dominanter in koudere zeeën. |
Bronnen | |
Literatuur |
|
Websites | |