Hoogte | : | 15 cm |
Zoïde | : | takken met zoïden in twee rijen 1 |
Autozooecium | : | ja |
Kleur | : | paars, paarsbruin, roodbruin 2 |
Lengte | : | 0.6-1.1 mm 1 |
Breedte | : | 0.2-0.3 mm 1 |
Proximaal oppervlak | : | versmallend 2 |
Membraan | : | ja, gehele frontale oppervlakte 2 |
Zoïde | : | ja |
Stekels | : | nee 2 |
Tentakels | : | ja |
Aantal | : | 23-24 2 |
Beschrijving | : | gerangschikt in een trechtervorm rond de mond; land en stijf; de cilia staan aan de binnenzijde en op de zijkant; 1 |
Kleur | : | wit; doorzichtig |
Avicularia | : | 0 1 |
Voedsel | : | kleine plankton deeltjes 1 |
Vijand | : | de larven worden gegeten door vissen en de kolonie door sommige naaktslakken 1 |
Kolonie | : | ja |
Bouw | : | struikvormig; rechtop staand 2 |
Vertakking | : | ja; dubbele rij van zooecia; alle zooecia op dezelfde manier georienteerd; de naast elkaar gelegen zooecia liggen steensgewijs 1 |
Habitat | : | bekend van aangroeisel aan schepen |
Saleniteit | : | 14-18 ‰ |
Beschrijving | : | groeit niet goed bij <18‰ |
Geslacht | : | hermafrodiet 1 |
Bevruchting | : | Vanaf het midden van hun leven produceren ze eitjes, maar pas aan het einde van hun leven laten ze sperma vrij, hiermee voorkomen ze zelf bevruchting; elke zoïde produceert een donker bruin embyo die bebroed wordt in een glad, wit bolvormige structuur op de top van het zoicum: de zogenaamde broedcell 1 |
Embryonale fase | : | bruin 2 |
Larvale fase | : | 2-10 uur, daarna vestigen ze zich op hard substraat; gedurende de larvale fase hebben ze geen kunnen ze niet eten want te hebben geen mond en geen spijsverteringsorganen 1 |
Geslachtsrijp | : | 6-8 weken 1 |
Bronnen | : | - http://www.exoticsguide.org/bugula_neritina
- Blauwe, Hans De (2009). Mosdiertjes van de zuidelijke bocht van de Noordzee. Determinatiewerk voor België en Nederland. Vlaams Instituur voor de Zee.
|